Een correcte toepassing van de actio de in rem verso veronderstelt allereerst een heldere en zorgvuldige definiëring van de vermogensverschuiving. Dit fundament bepaalt immers niet alleen het bestaan, maar ook de omvang en aard van het herstel waarop aanspraak kan worden gemaakt.
Verarming en verrijking: spiegelbeelden met nuances
De verarming kan zich uiten in diverse vormen: het verlies van een goed, het verrichten van prestaties, het toestaan van gebruik of het maken van uitgaven. De verrijking weerspiegelt dit doorgaans in het verkrijgen van dat goed, het genieten van prestaties, het uitsparen van kosten of het gebruiken van een goed. In vele gevallen sluiten beide kanten nauw op elkaar aan.
Bij een directe overdracht van een goed is de symmetrie compleet: het verlies van het goed bij de verarmde stemt overeen met het bezit ervan bij de verrijkte. Dergelijke situaties worden als «monistische» vermogensverschuivingen omschreven: verarming en verrijking zijn dan identiek. Hetzelfde geldt wanneer iemand kosten maakt die een ander uitspaart, zoals het betalen van een factuur of het uitvoeren van onderhoudswerken die een ander ten goede komen.
In meer complexe situaties, zoals bij het uitvoeren van investeringswerken aan andermans onroerend goed, is deze symmetrie afwezig. Daar moet de rechter onderscheiden tussen de input van de verarmde (bijvoorbeeld de investering in werkuren en materialen) en de output bij de verrijkte (bijvoorbeeld de waardevermeerdering van het pand). In zulke gevallen zijn verarming en verrijking niet identiek, maar bestaan ze naast elkaar. Dit vergt een genuanceerde beoordeling.
Typologie van vermogensverschuivingen
Om de vermogensverschuiving correct te vatten, kunnen typische casusvormen als leidraad dienen. Zo kunnen onder meer worden onderscheiden:
-
de overdracht van een goed,
-
het uitsparen van kosten,
-
het verrichten van diensten of werkzaamheden,
-
investeringswerken met blijvend voordeel voor een ander,
-
het gebruik van andermans goederen.
Deze typologie helpt om het juiste juridische kader af te bakenen. Zo zal bij een overdracht van een goed de nadruk liggen op het specifieke goed zelf, terwijl bij investeringswerken de focus veeleer ligt op de meerwaarde die daarmee werd gerealiseerd. Het precieze vertrekpunt bepaalt vervolgens de waarderingsmethode en dus ook de omvang van het herstel.
Cruciaal voor verdere waardering
De wijze waarop de vermogensverschuiving in deze eerste fase wordt gedefinieerd, is doorslaggevend voor de verdere beoordeling. Wordt de verarming gezien als een besteding of als een verlies van een goed? Is de verrijking het verkrijgen van een voordeel of het uitsparen van een uitgave? Op die basis zal het type herstel (restitutie of vergoeding) en het bedrag daarvan anders uitvallen.
Juist op dit punt ligt vaak het twistpunt in de rechtspraak, zoals blijkt uit de cassatie van een appelvonnis waarin de rechter de verarming verkeerd had gedefinieerd. De rechter had zich laten leiden door de waarde van het voordeel bij de verrijkte om de verarming te begroten, wat in strijd was met de noodzakelijke autonome afbakening van beide begrippen.
Een correcte verrijkingsvordering begint dus met een heldere definiëring van de vermogensverschuiving. Pas als deze correct is vastgesteld, kan het recht zijn herstellende functie ten volle vervullen.