De verrijkingsvordering als waardeschuld: moment van waardering en methoden
De verrijkingsvordering wordt juridisch gekwalificeerd als een waardeschuld en niet als een geldschuld. Dat onderscheid is van fundamenteel belang voor zowel het ogenblik van waardering als de wijze waarop de vergoeding berekend wordt.
Waardeschuld: een verbintenis tot equivalent herstel
Een waardeschuld ontstaat uit een verbintenis waarvan het voorwerp geen geldsom is, maar iets anders – bijvoorbeeld een prestatie, een goed of een dienst – dat niet in natura geleverd kan worden en daarom vervangen wordt door een geldelijke vergoeding. Denk aan onderhoudsbijdragen voor een kind: deze hebben tot doel bij te dragen in het levensonderhoud en de opvoeding, maar worden om praktische redenen uitgekeerd in geld. De waarde van de schuld hangt dan niet vast aan een vast bedrag, maar evolueert mee met het onderliggende doel. Stijgen de kosten van levensonderhoud, dan stijgt ook de bijdrage.
Op gelijkaardige wijze heeft de verrijkingsvordering geen vaststaand nominaal bedrag op het moment van de vermogensverschuiving, maar blijft zij verbonden met het specifieke vermogensbestanddeel dat ten onrechte werd overgedragen of behouden.
Ogenblik van waardering: dag van de vereffening
Het belangrijkste gevolg van deze kwalificatie als waardeschuld is dat de vergoeding niet vastligt op het moment van de oorspronkelijke vermogensverschuiving. In plaats daarvan moet zij worden begroot op het moment van de vereffening – dat wil zeggen: wanneer de vergoeding definitief vastgesteld wordt met het oog op uitbetaling. Dit tijdstip kan samenvallen met de rechterlijke uitspraak, of in een minnelijke context met de finale afrekening.
Hoewel artikel 5.137 BW spreekt over de «dag van de vergoeding», is die formulering ongelukkig. De wetgever bedoelde, zoals ook blijkt uit de parlementaire voorbereiding, duidelijk de dag van de vereffening. Deze interpretatie vermijdt praktische moeilijkheden: als men zou moeten waarderen op de dag van betaling zelf, dan zou men telkens moeten anticiperen op een onzekere toekomstige datum, wat tot onnauwkeurige en wijzigbare bedragen leidt.
Waarderingsmethoden: directe waardering en herwaardering
Bij de berekening van de vergoeding rijst vervolgens de vraag hoe de waarde op het moment van vereffening moet worden vastgesteld.
1. Beide zijden worden gewaardeerd
Artikel 5.137 BW bepaalt dat enkel het laagste van de verarming en de verrijking wordt vergoed. Daarbij is het essentieel dat beide elementen afzonderlijk worden gewaardeerd op de dag van de vereffening. Pas nadien wordt het laagste bedrag weerhouden. Het gaat dus principieel om een waardering op dat moment zelf, niet om een herwaardering van vroegere bedragen.
2. Verarmingszijde: herwaardering indien directe waardering niet mogelijk is
Voor bepaalde elementen van de verarming, zoals oude uitgaven of prestaties, is een directe waardering op het vereffeningsmoment moeilijk. In dat geval kan een herwaardering uitkomst bieden. Zo kan men een nominale uitgave van enkele jaren geleden corrigeren aan de hand van een indexcijfer, om de actuele waarde ervan te benaderen.
3. Verrijkingszijde: directe waardering is vaak mogelijk
Bij de verrijkte partij kan de waarde doorgaans rechtstreeks worden bepaald op basis van het voordeel op het moment van vereffening. Een voorbeeld is de meerwaarde die renovatiewerken aan een onroerend goed hebben opgeleverd. Toch is voorzichtigheid geboden: de volledige waardestijging mag niet automatisch aan de werken worden toegeschreven. Zoals Cassatie opmerkte in haar arrest van 28 maart 2024, moet rekening gehouden worden met de algemene marktstijging van vastgoed in dezelfde periode.
Herwaarderingsmethoden in de praktijk
Wanneer directe waardering niet lukt, bestaan er twee methoden om bedragen correct te herwaarderen:
-
De financiële methode koppelt het basisbedrag aan de waardestijging van het betrokken goed. Deze methode is echter controversieel aan de verarmingszijde omdat ze de verrijking als maatstaf neemt voor de verarming, wat strijdig is met het dubbel plafond-principe.
-
De monetaire methode rekent de initiële uitgave om via een samengestelde interest die rekening houdt met inflatie en een normaal rendement (bijv. via OLO-rentevoeten). Deze methode houdt de reële waarde van het bedrag in stand zonder te verwijzen naar het verrijkte goed zelf. Ze geldt op dit moment als de meest aanvaarde en evenwichtige methode aan de zijde van de verarmde partij.
Conclusie
De verrijkingsvordering als waardeschuld vereist een waardering tot op het moment van vereffening, niet op het ogenblik van de oorspronkelijke verrijking. Beide zijden van de vermogensverschuiving moeten autonoom gewaardeerd worden, waarbij slechts het laagste bedrag in aanmerking komt. Waar directe waardering niet mogelijk is, biedt herwaardering een hanteerbare oplossing, op voorwaarde dat ze op methodologisch correcte wijze gebeurt. Zo blijft de verrijkingsvordering trouw aan haar herstellend karakter.