De fiscale administratie beschikt over ruime onderzoeksbevoegdheden bij de controle van btw-verplichtingen, waaronder het recht op visitatie van beroepslokalen. Deze bevoegdheden worden begrensd door de verplichting tot respect voor het legaliteitsbeginsel en de fundamentele rechten van de belastingplichtige. Uit artikel 63 WBTW volgt dat belastingplichtigen medewerking moeten verlenen aan een visitatie, maar dit impliceert geen afdwingbaar recht van de administratie om zich zonder toestemming toegang te verschaffen tot het bedrijfsgebouw. De administratie dient zich aan te bieden via een normale toegangsweg en dient voorafgaand toestemming te vragen. Indien niemand aanwezig is of toestemming wordt geweigerd, mag de visitatie niet worden aangevat.
Wanneer de administratie een bedrijfsgebouw betreedt zonder voorafgaande toestemming, bijvoorbeeld via een poort of zijingang die niet als vrij toegankelijke ingang geldt, handelt zij in strijd met artikel 63 WBTW. Zelfs indien de deur niet op slot was, betekent dit niet dat vrije toegang toegestaan is. Het ontbreken van uitdrukkelijk verzet is op zich niet gelijk aan toestemming. De bewijslast dat toegang rechtmatig werd verleend, rust bij de administratie. Toestemming moet worden gegeven door de belastingplichtige zelf, een mandataris of een persoon van wie de administratie redelijkerwijze mag aannemen dat hij daartoe bevoegd is. Een administratief medewerker zonder vertegenwoordigingsbevoegdheid kan die toestemming niet rechtsgeldig verlenen.
Daarnaast dient ook de kopie van digitale gegevens volgens de regels van artikel 61, § 1, vierde lid WBTW te verlopen. De administratie heeft geen autonoom recht om zelf kopies te nemen van elektronische gegevens. De belastingplichtige moet hierbij actief betrokken worden en de kopie dient op diens infrastructuur te gebeuren, met zijn medewerking. Indien dit niet gebeurt en de administratie eigenmachtig kopieert, is het bewijs onrechtmatig verkregen.
Een visitatie uitgevoerd zonder voorafgaande toestemming, waarbij nadien toestemming wordt gevraagd aan een onbevoegde persoon en waarbij gegevens zonder de vereiste medewerking worden gekopieerd, is onregelmatig. De onrechtmatigheid van de visitatie en de bewijsvergaring heeft tot gevolg dat het aldus verkregen bewijsmateriaal moet worden uitgesloten. Dit volgt niet alleen uit de toepassing van het legaliteitsbeginsel, maar ook uit de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof die de toestemming van de belastingplichtige als essentieel beschouwt voor de rechtmatigheid van een visitatie.
Een correcte toepassing van de beginselen van behoorlijk bestuur en het recht op een eerlijk proces vereist dat de administratie bij het uitoefenen van haar bevoegdheden op transparante, loyale en wettige wijze handelt. De administratie kan haar bevoegdheden niet op eigen gezag doordrukken in strijd met de uitdrukkelijke voorwaarden van de wet. Bewijs verkregen met schending van deze voorwaarden dient buiten beschouwing te blijven, zelfs indien het algemeen belang van belastinginning in het geding is. Dit strookt met de beginselen van de rechtsstaat, waarin de overheid bij haar optreden de wettelijke en grondwettelijke grenzen moet respecteren.