Het Hof van Cassatie verduidelijk de verhouding tussen de bijkomende straf van het verval van het recht tot sturen en de verplichting om herstelexamens of -onderzoeken af te leggen krachtens artikel 38, §3, van de Wegverkeerswet.
Het Hof stelt dat het afhankelijk maken van het herstel van het recht tot sturen van het slagen in een of meer examens of onderzoeken geen straf is, maar een beveiligingsmaatregel. Die maatregel heeft een autonoom karakter en blijft bestaan, ook al is de bijkomende straf van het rijverbod intussen uitgevoerd of verjaard.
De beveiligingsmaatregel is bedoeld om de verkeersveiligheid te waarborgen en heeft een preventief, niet-punitief karakter. Dat ze tegelijk met het rijverbod wordt uitgesproken, verandert daar niets aan. De bepalingen over de verjaring van de uitvoering van straffen zijn daarom niet van toepassing.
Wie dus opnieuw een voertuig bestuurt zonder eerst de opgelegde examens of onderzoeken met goed gevolg te hebben afgelegd, maakt zich nog steeds schuldig aan het misdrijf bedoeld in artikel 48, eerste lid, 2°, Wegverkeerswet, ook al is het oorspronkelijke rijverbod al lang uitgezeten of verjaard.
Kernpunt:
De verplichting om herstelexamens of -onderzoeken af te leggen na een rijverbod is een beveiligingsmaatregel die autonoom blijft voortbestaan, los van de straf en haar verjaring. Het recht tot sturen wordt pas herwonnen na het slagen in de voorgeschreven proeven, ongeacht of het rijverbod intussen is uitgevoerd of verjaard.
Share