In een recente uitspraak verduidelijkt het Hof van Cassatie twee punten die belangrijk zijn voor tuchtprocedures tegen advocaten.
De eerste vraag is: wie mag optreden wanneer een tuchtbeslissing tot bij het Hof van Cassatie komt?
Soms wordt gedacht dat de stafhouder — de verkozen voorzitter van een lokale balie — dat mag doen. Het Hof zegt echter dat dit niet kan. Volgens het Gerechtelijk Wetboek is het enkel de Orde van Advocaten zelf (dus de rechtspersoon van de balie) die mag optreden in een tuchtzaak voor het Hof van Cassatie. De stafhouder vertegenwoordigt die Orde in het dagelijkse bestuur, maar is niet persoonlijk partij in een tuchtprocedure. Als een advocaat cassatieberoep instelt tegen de stafhouder in plaats van tegen de Orde, dan is dat beroep niet ontvankelijk: het wordt niet behandeld omdat het tegen de verkeerde partij is gericht.
De tweede vraag is: kan een advocaat nog een tegenberoep instellen als het oorspronkelijke beroep te laat is ingediend?
Het Gerechtelijk Wetboek laat toe dat de andere partij een tegenberoep instelt binnen een maand nadat het eerste beroep werd ingesteld. Maar het Hof maakt duidelijk dat dit alleen mogelijk is als het hoofdberoep zelf geldig is. Als dat hoofdberoep te laat is ingediend, bestaat het in de ogen van de wet eigenlijk niet. Dan kan er ook geen tegenberoep meer worden ingesteld.
Het Hof van Cassatie bevestigt dus twee basisregels:
-
In tuchtzaken voor advocaten is de Orde van Advocaten van de betrokken balie, en niet de stafhouder persoonlijk, de juiste partij.
-
Een tegenberoep kan alleen bestaan als het hoofdberoep tijdig werd ingediend.
Deze uitspraak lijkt technisch, maar ze is belangrijk omdat ze voorkomt dat tuchtprocedures nodeloos ingewikkeld worden of vertraging oplopen door vormfouten. Ze herinnert advocaten eraan dat de juiste partij en termijnen cruciaal zijn, ook in hun eigen tuchtzaken.
Share