Een aanneming in regie is een aannemingsovereenkomst waarbij de prijs wordt bepaald op basis van de werkelijke uitgaven van de aannemer voor de gebruikte materialen, het gehuurde materieel en de gepresteerde werkuren, vermeerderd met een percentage ter vergoeding van de algemene kosten (onder meer ter vergoeding van de gewone hulpmiddelen en de administratiekosten) en bijkomend nog een bepaald winstpercentage.
De wijze van prijsbepaling bij regie legt alle risico's bij de opdrachtgever, zowel op het vlak van prijsschommelingen in materialen en lonen als op het vlak van de inschatting van de omvang en de moeilijkheid van het uit te voeren werk.
De goede trouw bij de uitvoering van de werken in regie (zoals trouwens bij aanneming in vrije rekening, zeker op langere termijn) vereist een goede en heldere 'samenwerking' tussen de verschillende bouwactoren. Zo moet de aannemer handelen op een wijze die de opdrachtgever toelaat zijn controlerecht op een redelijke wijze uit te oefenen, zeker wanneer zoals in casu, de opdrachtgever en zijn vader de aannemer geholpen hebben bij de uitvoering van de werken, of daar zelfs een deel van hebben uitgevoerd.
De uitvoering te goeder trouw van deze samenwerkingsplicht tot vaststelling van de verschuldigde prijs houdt in dat de aannemer een gedetailleerde afrekening overhandigt waarbij de bestede uren en de verwerkte materialen worden verantwoord en dat de opdrachtgever de bestede uren en aangerekende materialen registreert en vergelijkt met de voorgelegde afrekening en in voorkomend geval onmiddellijk tegen de afwijkende afrekening en factuur protesteert (zie W. Goossens, Recente rechtspraak privaat bouwrecht, TBO 2006, nr. 11, p. 7-8).
Wanneer van bij het begin de opdrachtgevers van bij het begin, telkens wanneer de aannemer een factuur overmaakt, aandringen op het detail van de factuur, dient deze informatie ter beschikking te van de aannemer omdat deze weet of moet weten dat op het einde van de werken zou moeten worden afgerekend op die basis.
Wanneer niettegenstaande het aandringen van de opdrachtgevers de aannemer steeds opnieuw dit nochtans gerechtvaardigde verzoek negeert, maneuvreert hij aldus de opdrachtgevers in een moeilijke bewijsrechtelijke positie.
Wanneer de aannemer dan helemaal op het einde zijn eindafrekening opstelt 'in tempore suspecto', stelt hij zijn opdrachtgever in de onmogelijkheid zijn controlerecht op een redelijke en behoorlijke wijze uit te voeren.
Indien in die omstandigheden twijfel rijst over de werkelijk uitgevoerde hoeveelheden en werkelijk verwerkte materialen, zal de rechter deze twijfel in aanmerking nemen in het nadeel van de aannemer.
De opdrachtgevers dienen dan de punten aan te halen die ernstige twijfel doen rijzen over de correctheid van de afrekening, of zelfs de goede trouw van de aannemer:
Deze kunnen onder meer bestaan ui:
- de systematische weigering om bij de tussentijdse facturen het detail voor te leggen waardoor de bouwheren in de onmogelijkheid waren om dit detail ernstig te controleren;
- de gratuite bewering van de aannemer 'tussentijds overzicht' zou hebben bezorgd
- de herhaalde vergeefse verzoeken van de opdrachtgevers een afrekening voor te leggen