Een bericht van wijziging beantwoordt aan de wettelijke motiveringsplicht indien het de belastingplichtige in staat stelt de gegrondheid van de wijziging te beoordelen. Het bericht van wijziging dient aldus drie elementen te bevatten:
- de redenen waarom van de procedure gebruik wordt gemaakt;
- het bedrag van de inkomsten en de andere gegevens waarop de aanslag zal steunen en
- de wijze waarop deze inkomsten en gegevens zijn vastgesteld.
Wanneer inzake de personenbelasting aangekondigd werd dat gebruik zou worden gemaakt van de procedure van artikel 346 WIB 1992 omdat de administratie meende dat de aangifte diende te worden gewijzigd om de in dit bericht vermelde redenen en het bedrag van de inkomsten die aan de belastbare grondslag moesten worden toegevoegd werd in het bericht werd vermeld en er werd uiteengezet hoe deze inkomsten en gegevens werden vastgesteld, was de de belastingplichtige aldus in staat zich rekenschap te geven van de bestanddelen waarop de administratie zich had gesteund en haar verdediging kon voorbereiden.
Het feit dat de administratie het belastbare voordeel van alle aard inzake de personenbelasting in een later bericht van wijziging anders berekende dan in een eerder toegestuurd bericht heeft niet tot gevolg dat de betrokken berichten van wijziging onafdoende zouden zijn gemotiveerd.
Het hof oordeelt dat aldus duidelijk was op welke gegevens de administratie zich steunde om de aangifte te wijzigen en dat de belastingplichtigen op basis daarvan een passend verweer konden opbouwen.
Om het vruchtgebruik te waarderen wordt bij voorkeur uitgegaan van de opbrengstbenadering. Hierbij dient men tewerk te gaan in drie stappen:
- men raamt de bruto-opbrengst of huurwaarde;
- men voert hierop een aantal correcties (verminderingen) door, gelet op de lasten die de vruchtgebruiker draagt (herstellingen tot onderhoud, verbeteringswerken) en komt aldus tot een netto-opbrengst;
- deze netto-opbrengst wordt geactualiseerd.
Bij dit alles moet rekening gehouden worden met bijzondere omstandigheden, zoals de staat van de afwerking van het goed, specifieke vergunningsverplichtingen, ...
Men kan ook uitgaan van de investeringsbenadering, waarbij men vertrekt van de investeringskost of de marktwaarde en van een normaal te verwachten rendement. Deze waarderingsmethode kan dienstig zijn als controleberekening.
Overeenkomstig artikel 32, pte lid WIB 1992 zijn bezoldigingen van bedrijfsleiders alle beloningen verleend of toegekend aan een natuurlijke persoon die een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies uitoefent of die in de vennootschap een leidende functie of een leidende werkzaamheid van dagelijks bestuur, van commerciële, financiële of technische aard, uitoefent buiten een arbeidsovereenkomst.
Overeenkomstig het attractiebeginsel dienen alle inkomsten - andere dan dividenden - die een bedrijfsleider ontvangt van de vennootschap waarin hij over een mandaat beschikt, te worden beschouwd als bezoldigingen van een bedrijfsleider en als dusdanig te worden belast.
Overeenkomstig artikel 75 WIB 1992 is de investeringsaftrek niet van toepassing op onder meer: 1° vaste activa die niet uitsluitend voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt; ( ... )
3° vaste activa indien het recht van gebruik ervan anders dan op de wijze als vermeld sub 2° is overgedragen aan een andere belastingplichtige, tenzij de overdracht gebeurt aan een natuurlijke persoon die de vaste activa in België gebruikt voor het behalen van winst of baten en die het recht van gebruik daarvan geheel noch gedeeltelijk aan een derde overdraagt.
Op basis van deze bepaling werd de toepassing van de investeringsaftrek terecht verminderd met een bedrag van 9.879,79 EUR (6.155,79 EUR+ 3.724,00 EUR).
De blote eigenaar van een woning kan de interesten van een hypothecaire lening niet in aftrek brengen. Artikel 11 WIB 1992 voorziet uitdrukkelijk dat de onroerende inkomsten uit artikel 7, § 1, 1° en 2° WIB 1992 belastbaar zijn naar het geval er sprake is van een eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker van een goed. Het zou onlogisch zijn dat de blote eigenaar die het vruchtgebruik heeft afgestaan en bijgevolg niet het genot van de zaak heeft, ook nog eens zou belast worden op het onroerende inkomen. Met artikel 14, iste lid WIB 1992 die de interestaftrek toestaat "van de inkomsten van onroerende goederen", heeft de wetgever bevestigd dat alleen de personen die inkomsten uit een onroerend goed kunnen halen, hier bedoeld zijn. Belastingplichtige voldoet als blote eigenaar niet aan de vereisten voor de interestaftrek voorzien in artikel 14 WIB 1992 (Gent 17 april 2007, TFR 2008, nr. 339, p. 378).