Een gebrek in de zin van artikel 1384 lid 1 van het oud Burgerlijk Wetboek is een abnormale kenmerk dat, in bepaalde omstandigheden, schade kan veroorzaken.
Een zaak is abnormaal wanneer zij ongeschikt is voor normaal gebruik waartoe zij is bestemd of wanneer zij niet beantwoord aan de normaal gestelde maatschappelijke verwachtingen.
Het bewijs van het gebrek in de zaak kan ook onrechtstreeks worden geleverd, zonder dat het nodig is aan te tonen wat het gebrek precies is en dit door te bewijzen dat de schade in geen andere oorzaak kan hebben van een gebrek in de zaak.
Aldus kan de aansprakelijkheid op grond van 1384 paragraaf 1 oud BW weerhouden worden door het aannemelijk te maken dat het ongeval enkel door een gebrek aan de zaak kan worden verklaard. Het slachtoffer heeft dan de bewijslast dat de schade niet aan een vreemde oorzaak (het optreden van een derde, toeval of overmacht) kan te wijten zijn
Hij die op grond van artikel 1384, eerste lid, Burgerlijk Wetboek vergoeding vordert voor de schade die door een zaak werd veroorzaakt, moet enkel bewijzen dat de verweerder in het geding een gebrekkige zaak onder zijn bewaring heeft, dat hij schade heeft geleden en dat er tussen deze schade en het gebrek van de zaak een oorzakelijk (lees ook meest plausibel) verband bestaat.
Het vermoeden van aansprakelijkheid dat alsdan op de bewaarder rust, kan alleen worden weerlegd als de bewaarder bewijst dat de schade niet aan het gebrek van de zaak, maar aan een vreemde oorzaak te wijten is.
Wanneer een zaak een gebrek vertoont is de eigenaar, de houder of de bewaarder van deze zaak aansprakelijk voor de schade hierdoor veroorzaakt aan derden.
Een zaak is door een gebrek aangetast indien zij een abnormaal kenmerk vertoont waardoor zij in bepaalde gevallen schade kan veroorzaken. Een zaak heeft een abnormaal gebrek wanneer zij een gebrek heeft in de kenmerken die een normaal en zorgvuldig persoon van de zaak mag verwachten.
Aldus is .een nooduitgang en ook een traphal gebrekkig indien deze niet verlicht is, en er evenmin een mogelijkheid is om de verlichting in te schakelen.
Het feit dat het gebrek zichtbaar was, of dat het slachtoffer dit gebrek kende of hoorde te kennen, heet geen invloed op het bestaan van het gebrek.
Een voorval in het verleden met een bepaalde oorzaak is geen bewijs van de oorzaak van een schadegeval. Een antecedent bewijst op zich geen causaal verband.
Dat M.P. thuis al eerder van een trap zou gevallen zijn, laat niet toe zonder meer aan te nemen dat zij in de traphal van het [ziekenhuis] gevallen is ten gevolge van ziekte of vermoeidheid.
Een causaal verband of oorzaak wordt niet bewezen door een verklaring van een familielid op een emotioneel moment (waarop hij een ogenblik als een dader werd verwacht). Zo vormt de verklaring van een dergelijk persoon dat de oorzaak van het ongeval moet gezicht worden in een spierziekte of een vermoeidheid, geen bewijs van deze oorzaak en bewijst zulks evenmin het gebrek aan causaal verband met andere fouten (i.c. een gebrek in de verlichting).
In de overwegingen neemt het Hof mee dat zwakkere personen worden verwacht dubbel voorzichtig te zijn op trappen en dat het bewijs tussen oorzakelijk verband (de niet verlichting) en de schade door de val wordt aangetoond door het feit dat de vrouw werd aangetroffen met de handtas onder de arm gekneld. Dit nadat het Hof vaststelde dat de val niet veroorzaakt was door de ziekte van de dame.
Let wel, voor schadegevallen vanaf 1 januari 2025 is het boek 6 (nieuw) BW van toepassing met nieuwe begripsomschrijvingen en enkele aanpassingen:
klik hier voor meer informatie.
%MCEPASTEBIN%