De uit artikel 135, §2, van de Nieuwe Gemeentewet voortvloeiende zorgvuldigheidsplicht, slaat niet alleen op “de wegen open voor het verkeer”, en heeft ook betrekking op de gelijkgrondse berm zeker wanneer die bereden wordt, zelfs wanneer deze geen deel uitmaakt van de rijbaan en artikel 9.1.2.4° van het Wegverkeersreglement.
De verplichting van de gemeente te zorgen voor de veiligheid op openbare wegen en plaatsen en in het bijzonder voor een veilig en vlot verkeer op openbare wegen, straten, kaden en pleinen, niet uitsluitend geldt voor het verkeer op de “rijbaan” in de zin van artikel 1 van het Wegverkeersreglement, zijnde het deel van de openbare weg dat voor het voertuigenverkeer in het algemeen is ingesteld;
Deze verplichting te zorgen voor de veiligheid op openbare wegen en plaatsen ook geldt t.a.v. het verkeer op o.m. fietspaden en gelijkgrondse bermen, die van deze openbare wegen deel uitmaken;
De omstandigheid dat fietsers, zo er geen fietspad is, overeenkomstig artikel 9.1.2.4° van het Wegverkeersreglement, de gelijkgrondse bermen mogen volgen overigens niet impliceert dat fietsers die deze gelijkgrondse bermen berijden, dit uitsluitend op eigen risico doen en deze omstandigheid geen afbreuk doet aan de verplichting van de gemeente ervoor te zorgen dat deze gelijkgrondse bermen voldoende verkeersveilig zijn;
De gemeente, in tegenstelling tot wat de rechthank beslist, de verplichting heeft verkeersbelemmeringen, zoals niveauverschillen tussen betonblokken op de gelijkgrondse berm van de openbare weg, te voorkomen en te herstellen, minstens deze te signaleren;
De verplichting tot signalisatie overigens niet alleen voortvloeit uit artikel 135, §2, van de Nieuwe Gemeentewet, doch tevens uit artikelen 14 van het koninklijk besluit van 16 maart 1968 en 78.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975, zodat de rechtbank, door te beslissen dat de gemeente niet verplicht is in te staan voor de veiligheid van het verkeer op gelijkgrondse bermen die door fietsers mogen worden bereden en geen verplichting heeft de niveauverschillen tussen de betonblokken op de gelijkgrondse bermen te signaleren, de in de aanhef van het middel aangehaalde wetsbepalingen, de artikelen 149 van de Grondwet en 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek uitgezonderd, schendt, en terwijl, tweede onderdeel, de vaststelling dat de niveauverschillen tussen de betonblokken op de gelijkgrondse berm, waarvan de rechtbank uitdrukkelijk het bestaan vaststelt, voldoende zichtbaar zijn en een fietser die het risico neemt de berm te volgen voldoende aandacht dient te schenken aan het wegdek en zijn snelheid desgevallend dient aan te passen, geen afbreuk doet aan de aansprakelijkheid van de gemeente,
De gemeente er overeenkomstig artikel 135, §2, van de gemeenteweg immers toe verplicht is ieder abnormaal gevaar te voorkomen, ongeacht of het verborgen dan wel zichtbaar is en de rechter, bij de beoordeling van het bestaan van een fout van de gemeente, bijgevolg geen rekening dient te houden met het feit dat de weggebruiker op de hoogte was van de staat van de berm waar hij gevallen is;
Het feit dat de oorzaak van het ongeval berust bij eiser die het risico nam de gelijkgrondse berm met zichtbare niveauverschillen te volgen, en deze geconfronteerd werd met een voorzienbare hindernis, alleszins geen afbreuk doet aan het feit dat het ongeval (mede) werd veroorzaakt door een tekortkoming van de gemeente aan haar verplichting aangepaste maatregelen te treffen om de verkeersveiligheid te verzekeren, zodat de rechtbank, door de aansprakelijkheid van de gemeente voor het litigieuze ongeval uit te sluiten, de artikelen 135, §2, van de Nieuwe Gemeentewet, 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek schendt, en terwijl, derde onderdeel, eiser in zijn verzoekschrift hoger beroep (p. 5, eerste alinea) aanvoerde dat verweerster “op basis van artikel 1384.1 BW (aansprakelijk is) nu het niveauverschil een gebrek in de zaak vormt waarvoor zij als bewaakster optrad”.