In deze zaak waarbij Fiducré optrad als gesubrogeerd in de rechten van de kredietgever bleef Fiducré in gebreke ons een afdoende en aanvaardbare verklaring te geven voor het feit dat op het kredietaanbod als bestemming voor de gelden werd vermeld "niet van toepassing", :
Dat geen goed of een dienst moest worden gefinancierd is geen verklaring, integendeel, het bewijst dat eiseres alleszins wist dat de gelden niet bestemd waren voor de aankoop van een goed en gezien het doorsnee cliënteel van andere kredietverstrekkers dan banken bestaat uit consumenten die niet bij een andere bank terecht kunnen omdat ze daar wei het onderste-uit-de-kan-informatie eisen is de vraag naar de bestemming meer dan noodzakelijk.
Zo art. 14§3, 7° van de wet (thans VII. 78 WER) in casu niet van toepassing zou zijn dan nog heeft een professionele kredietverstrekker de plicht om naar de bestemming van het krediet te vragen en begaat hij een beroepsfout of ten minste een ernstige onzorgvuldigheid met dit niet te doen want als de lening niet wordt gevraagd voor de aankoop van een goed of de levering van een dienst waar dient ze dan wel voor?
Art. 15 van de WCK (thans VII. 75, 77 en 79 WER) legt immers de kredietgever de verplichting op om na te gaan of de consument wel in staat is zijn verbintenis na te leven gelet op de gegevens waarover hij beschikt "of zou moeten beschikken" en voormelde informatie behoort tot deze gegevens.
dat eiseres nu, althans "officieel", weet welke leningen verweerder nog lopen had hem verwijt op roekeloze en lichtzinnige manier er een gewoonte van maken verschillende kredieten aan te gaan is terecht en wij sluiten ons daarbij volkomen aan maar het is precies met de wet op het consumentenkrediet de bedoeling van de wetgever geweest om dergelijke mensen te beschermen en de kredietverstrëkkers té verplichten ernstige voorzorgsmaatregelen te treffen.
Eiseres heeft dan ook de art. 14 en 15 van de WCK geschonden en de sanctie die de wet hiervoor voorziet in art. 92 (thans VII. 201 WER) is het ontslaan van verweerders van de intresten en de herleiding tot de prijs bij contante betaling, in casu de hoofdsom.
Concordantietabel Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet en het Wetboek van economisch recht
Art. 9, leden 1 en 2 WCK zie Art. VII.67, 3° WER
Art. 9, leden 3 WCK zie 4 Art. VII.67, 5° WER
Art. 10, lid 1 WCK zie Art.VII.69, § 1, lid 1. WER
Art. 10, lid 2 WCK Art. VII.69, § 1, lid 2WER
Art. 11 WCK zie art. VII 70 tot VII WER
art. 15 WCK zie art. VII 75 tot 77 WER