Inleiding
Elke persoon beschikt vrij over zijn vermogensrechten, mits deze rechten niet misbruikt worden. Aldus kunnen vermogensrechten niet misbruikt worden teneinde op bedrieglijke wijze zijn schuldeisers te benadelen.
Aldus kunnen de schuldeisers alle rechten en vorderingen van hun schuldenaar uitoefenen, met uitzondering van die welke uitsluitend aan de persoon verbonden zijn.
Anderzijds kunnen schuldeisers ook in hun eigen naam opkomen tegen de handelingen die hun schuldenaar verricht heeft met bedrieglijke benadeling van hun rechten (de zogeheten Pauliaanse vordering of actio Pauliana, waarbij ze zich wel dienen te houden aan de regels inzake het erfrecht en het huwelijksvermogensrecht.
Wanneer een schuldenaar een hem toekomende nalatenschap verwerpt met benadeling van zijn schuldeisers tot gevolg, kunnen de schuldeisers zich door de rechter doen machtigen om de nalatenschap uit hoofde van hun schuldenaar in zijn plaats te aanvaarden.
In dit geval is de verwerping alleen ten voordele van de schuldeisers en slechts tot het bedrag van hun schuldvorderingen vernietigd; zij is het niet ten voordele van de erfgenaam die de nalatenschap verworpen heeft. Eén en ander staat ingeschreven in art. 788 B.W.
Voor de toepassing van deze regel van art. 788 B.W. moet aan twee voorwaarden voldaan zijn:
- enerzijds moet de schuldeiser benadeeld zijn door de verwerping van de erfgenaam in zoverre de schuldenaar, door een batige nalatenschap te verwerpen, het algemene onderpand van zijn schuldeiser, dat ontoereikend is om de schuld aan te zuiveren, niet doet toenemen;
- anderzijds moet de verwerping gebeuren met bedrieglijk opzet [...];
Het vereiste bedrieglijke opzet is datgene van het pauliaanse bedrog dat voortvloeit uit artikel 1167 Burgerlijk Wetboek. Het betreft een geestestoestand die beoordeeld wordt op grond van het criterium van de normale handeling rekening houdend met alle omstandigheden van de zaak [...];
Het bedrog wordt afgeleid uit verscheidene elementen die, samen bekeken, een geheel van voldoende ernstige vermoedens vormen op grond waarvan de betwiste handeling met bedrieglijke benadeling van de rechten van de schuldeiser verricht werd [...];
Wanneer de handeling abnormaal is, moet worden onderzocht of de omstandigheden ervan gewettigd zijn of dat zij de handeling verdacht maken. In dat geval wordt de schuldenaar verondersteld te hebben gehandeld met bedrieglijk opzet en moet hij het tegendeel bewijzen [...];
Verwerping nalatenschap teneinde schuldeisers te benadelen
Samenvatting van het arrest
Artikel 788, tweede lid, Burgerlijk Wetboek, dat een toepassing is van de regel vervat in artikel 1167 Burgerlijk Wetboek (de Pauliaanse vordering), vereist voor de vernietiging van de handeling van verwerping door een erfgenaam met benadeling van de rechten van zijn schuldeisers, het bewijs dat die handeling abnormaal was en dat de schuldenaar gehandeld heeft met de wetenschap dat de schuldeisers zouden worden benadeeld. Het motief tot verwerping bestaande uit de onbekwaamheid vastgoed te beheren of het willen vermijden van een conflicten bij de afhandeling van de nalatenschap, volstaat niet om de aanvaarding door de schuldeisers in plaats van de schuldenaar te verhinderen.
Elke persoon beschikt vrij over zijn vermogensrechten, mits deze rechten niet misbruikt worden. Aldus kunnen vermogensrechten niet misbruikt worden teneinde op bedrieglijke wijze zijn schuldeisers te benadele.
Aldus kunnen de schuldeisers alle rechten en vorderingen van hun schuldenaar uitoefenen, met uitzondering van die welke uitsluitend aan de persoon verbonden zijn.
Anderzijds kunnen schuldeisers ook in hun eigen naam opkomen tegen de handelingen die hun schuldenaar verricht heeft met bedrieglijke benadeling van hun rechten (de zogeheten Pauliaanse vordering of actio Pauliana, waarbij ze zich wel dienen te houden aan de regels inzake het erfrecht en het huwelijksvermogensrecht.
Wanneer een schuldenaar een hem toekomende nalatenschap verwerpt met benadeling van zijn schuldeisers tot gevolg, kunnen de schuldeisers zich door de rechter doen machtigen om de nalatenschap uit hoofde van hun schuldenaar in zijn plaats te aanvaarden.
In dit geval is de verwerping alleen ten voordele van de schuldeisers en slechts tot het bedrag van hun schuldvorderingen vernietigd; zij is het niet ten voordele van de erfgenaam die de nalatenschap verworpen heeft. Eén en ander staat ingeschreven in art. 788 B.W.
Voor de toepassing van deze regel van art. 788 B.W. moet aan twee voorwaarden voldaan zijn:
- enerzijds moet de schuldeiser benadeeld zijn door de verwerping van de erfgenaam in zoverre de schuldenaar, door een batige nalatenschap te verwerpen, het algemene onderpand van zijn schuldeiser, dat ontoereikend is om de schuld aan te zuiveren, niet doet toenemen;
- anderzijds moet de verwerping gebeuren met bedrieglijk opzet [...];
Het vereiste bedrieglijke opzet is datgene van het pauliaanse bedrog dat voortvloeit uit artikel 1167 Burgerlijk Wetboek. Het betreft een geestestoestand die beoordeeld wordt op grond van het criterium van de normale handeling rekening houdend met alle omstandigheden van de zaak [...];
Het bedrog wordt afgeleid uit verscheidene elementen die, samen bekeken, een geheel van voldoende ernstige vermoedens vormen op grond waarvan de betwiste handeling met bedrieglijke benadeling van de rechten van de schuldeiser verricht werd [...];
Wanneer de handeling abnormaal is, moet worden onderzocht of de omstandigheden ervan gewettigd zijn of dat zij de handeling verdacht maken. In dat geval wordt de schuldenaar verondersteld te hebben gehandeld met bedrieglijk opzet en moet hij het tegendeel bewijzen [...];
Verwerping nalatenschap teneinde schuldeisers te benadelen
Cassatie 19/02/2015, AR F.14.0061.F, juridat
Samenvatting
Artikel 788, tweede lid, Burgerlijk Wetboek, dat een toepassing is van de regel vervat in artikel 1167 Burgerlijk Wetboek (de Pauliaanse vordering), vereist voor de vernietiging van de handeling van verwerping door een erfgenaam met benadeling van de rechten van zijn schuldeisers, het bewijs dat die handeling abnormaal was en dat de schuldenaar gehandeld heeft met de wetenschap dat de schuldeisers zouden worden benadeeld. Het motief tot verwerping bestaande uit de onbekwaamheid vastgoed te beheren of het willen vermijden van een conflicten bij de afhandeling van de nalatenschap, volstaat niet om de aanvaarding door de schuldeisers in plaats van de schuldenaar te verhinderen.