Krachtens art. 1315 oud BW dient hij die de uitvoering van een verbintenis vordert, het bestaan daarvan te bewijzen.
Voor alle zaken die de som van 375 euro te boven gaan, dient een akte voor een notaris of een onderhandse akte te worden opgemaakt (art. 1341 oud BW). In casu werd geen notariële akte verleden.(onder de gelding van de alhier besproken rechtspraak).
Art. 1583 BW bepaalt dat de koop tussen partijen voltrokken is zodra er overeenkomst is over de zaak en de prijs. Het is evenwel algemeen aanvaard dat voor de totstandkoming van de overeenkomst niet alleen een wilsovereenstemming moet bestaan over bovenvermelde elementen, maar over alle essentiële en substantiële elementen (zie o.m. Cass. 12 juni 1980, Arr.Cass. 1979-80, 1263; art. 1582-1583 in Comm.Bijz.Ov.).
De substantiële elementen zijn die elementen die objectief gezien van bijkomstig belang zijn, maar die door (één van) de partijen als essentieel worden beschouwd.
Een aanbod is een vast en precies voorstel tot contracteren. Een aanbod vereist enerzijds de bedoeling van de aanbieder om in geval van aanvaarding gebonden te zijn door de overeenkomst en anderzijds de voldoende nauwkeurige bepaling van alle essentiële en substantiële elementen van het voorgestelde contract (S. Stijns en B. Tilleman, “Overzicht van rechtspraak. Bijzondere overeenkomsten: Koop en aanneming (1999-2006)” TPR 2008, 1450).
Zo kan er maar sprake zijn van een werkelijk aanbod bij voorlegging van een compromis waarin rekening is gehouden met de vooraf gevraagde opmerkingen van de kandidaat-koper (zie o.m.: K. Swerts, J. Deene, G. Van Malderen, S. Vereecken en K. Marchand, “Toestemming. De overeenkomst: geldigheidsvoorwaarden” in Bestendig Handboek Verbintenissenrecht, II 4-35; Rb. Brugge 24 maart 1997, T.Not. 1998, 54, noot).
Een beginselakkoord is een akkoord tussen partijen om verder te onderhandelen, waarbij daartoe diverse maatregelen worden getroffen. Dit bindt de partijen van zodra er wilsovereenstemming bestaat over de voor de beoogde overeenkomst essentiële elementen, en partijen kunnen niet meer terugkomen op de gemaakte afspraken. (zie o.m.: M. Bollen, “Precontractuele aansprakelijkheid voor het afspringen van onderhandelingen, in het bijzonder m.b.t. een acquisitieovereenkomst”, TBBR 2003, nrs. 21 e.v.).
De precontractuele fase is de periode voorafgaand aan de sluiting van een contract waarbij partijen in elkaars rechtssfeer treden. Hierbij is het niet van belang of uiteindelijk al dan niet een overeenkomst wordt gesloten (zie o.m. K. Swerts, J. Deene, G. Van Malderen, S. Vereecken en K. Marchand, “Toestemming. De overeenkomst: geldigheidsvoorwaarden” in Bestendig Handboek Verbintenissenrecht, II 4-45).
Het wordt algemeen aanvaard dat partijen steeds vrij zijn om de onderhandelingen af te breken tot aan het effectieve sluiten van de overeenkomst. Het stopzetten van de onderhandelingen kan in bepaalde omstandigheden wel een precontractuele fout inhouden. Het is evenwel niet het afbreken van onderhandelingen op zich dat als onrechtmatig zal worden beschouwd, maar de omstandigheden waarin of de wijze waarop dit is gebeurd (zie o.m. M. Bollen, “Precontractuele aansprakelijkheid voor het afspringen van onderhandelingen, in het bijzonder m.b.t. een acquisitieovereenkomst”, TBBR 2003, nr. 4; A. De Boeck, “Precontractuele aansprakelijkheid” in Comm.Bijz.Ov. IV. Commentaar, Verbintenissenrecht, Titel II, Hoofdstuk 3, Afdeling 6, III.A).
Economische motieven kunnen wel degelijk een geldige reden zijn voor het afbreken van onderhandelingen.
Het afbreken van de onderhandelingen wegens een interessanter aanbod van een andere koper wordt door de rechtspraak als niet foutief beschouwd. De contractvrijheid impliceert het recht gelijktijdige en opeenvolgende onderhandelingen aan te gaan (zie o.m. Kh. Brussel 19 januari 1990, TBH 1990, 555; Luik 20 oktober 1989, TBH 1990, 521; Luik 21 september 2006, JLMB 2007, 364; Bergen 14 oktober 2008, JT 2008, 758).
Let wel
Uittreksel uit het NBW
Art. 5.18: Beginsel: Het contract komt tot stand door de aanvaarding van een aanbod.
Art. 5.19: Aanbod. Het aanbod is een voorstel tot contracteren dat alle essentiële en substantiële bestanddelen omvat van het beoogde contract en de wil van de aanbieder impliceert om door het contract gebonden te zijn in geval van aanvaarding.
Een mededelingsplichtig aanbod mag worden gewijzigd of ingetrokken zolang het aanbod de bestemmeling niet heeft bereikt in de zin van artikel 1.5. Een aanbod aan het publiek kan niet worden gewijzigd of ingetrokken zodra het veruitwendigd is.
Een aanbod blijft onherroepelijk gedurende de erin bepaalde termijn of, bij gebrek daaraan, gedurende een redelijke termijn.
Na het verstrijken van die termijn of nadat de afwijzing van het aanbod de aanbieder heeft bereikt, is het aanbod niet langer bindend ten aanzien van de persoon die het afwijst.
Art. 5.20: Aanvaarding De aanvaarding is elke verklaring of andere gedraging van de bestemmeling van het aanbod die uitdrukt dat hij ermee instemt, zonder aanvullingen, beperkingen of andere wijzigingen van essentiële of substantiële bestanddelen.
Dergelijke aanvullingen, beperkingen of andere wijzigingen gelden als afwijzing van het oorspronkelijke aanbod en desgevallend als een nieuw aanbod.
Tenzij anders voortvloeit uit de wet, gebruiken of concrete omstandigheden, kan een aanvaarding niet worden afgeleid uit stilzwijgen.
De intrekking van de aanvaarding is mogelijk zolang deze de aanbieder niet heeft bereikt.
Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek:
“Betreffende het eerste lid moet worden gepreciseerd dat wanneer een bijkomstig bestanddeel uit het aanbod door de bestemmeling wordt verheven tot een substantieel bestanddeel, er sprake is van een tegenaanbod.
Met betrekking tot het derde lid, kunnen als voorbeelden van concrete omstandigheden die toelaten een stilzwijgende aanvaarding in aanwezigheid van een stilzwijgen van de bestemmeling aan te nemen, geciteerd worden: het aanbod gedaan in het uitsluitende belang van de bestemmeling, het bestaan van voorafgaande relaties tussen ondernemingen, enz.”
Art. 5.21: Tijdstip en plaats van totstandkoming Het contract komt tot stand op het ogenblik en op de plaats waar de aanvaarding de aanbieder bereikt in de zin van artikel 1.5.
Bij een langs elektronische weg gesloten contract wordt, tenzij partijen anders zijn overeengekomen, deze plaats vermoed de woonplaats van de aanbieder te zijn.
Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek:
“Dit artikel moet samen gelezen worden met artikel 1.5 van het ontwerp van Boek 1 en bevestigt de kennisnemingsleer (zie: Cass. 25 mei 1990 Arr. Cass., 1989-90, 1218, concl. G. D'Hoore en Pas. 1990, I, 1087; S. STIJNS, 1, 130, nr. 164; P. WÉRY, I, 168-169, nr. 145).
Het tweede lid is geïnspireerd op artikel 10, 3, Convention des Nations Unies sur l'utilisation de communications électroniques dans les contrats internationaux. Het gaat om een onweerlegbaar vermoeden, verwoord met het oog op de rechtszekerheid.
Art. 5.22: Herroepingsrecht: De wet of het contract kan een herroepingsrecht toekennen. Op grond hiervan beschikt een partij na het sluiten van het contract over een termijn waarbinnen zij aan de andere partij ter kennis kan brengen dat zij afziet van het contract.
In dat geval, tenzij anders bepaald door de wet of het contract, mag die partij het contract herroepen zonder betaling van kosten of van een vergoeding en zonder opgave van redenen.
Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek:
“Dit artikel is geïnspireerd op artikel 1122 C. civ. fr.
De uitoefening van het herroepingsrecht is een mededelingsplichtige eenzijdige rechtshandeling in de zin van artikel 1.5 van het ontwerp van Boek 1.
Voor herroepingsrechten toegekend door de wet, zie o.m. artikelen VI.47, VI.67, XIV.29, XIV.41 en VI.58 WER.”
Art. 5.23: Algemene voorwaarden: De opname van algemene voorwaarden van een partij in het contract vereist hun effectieve kennis door de andere partij of ten minste de mogelijkheid voor deze om er effectief kennis van te nemen, alsook hun aanvaarding.
Bij conflict tussen de algemene voorwaarden van een van de partijen en de onderhandelde voorwaarden, komt voorrang toe aan deze laatste.
Verwijzen aanbod en aanvaarding naar verschillende algemene voorwaarden, dan komt het contract niettemin tot stand. Beide algemene voorwaarden maken deel uit van het contract, met uitzondering van de onverenigbare bedingen.
In afwijking van het derde lid komt het contract niet tot stand indien een partij vooraf of zonder onnodige vertraging na de ontvangst van de aanvaarding uitdrukkelijk, en niet door middel van algemene voorwaarden, aangeeft dat zij niet wil gebonden zijn door een dergelijk contract.ezineId=jura%7Cweekly%7Cnl%7Celfri@elfri.be%7C2022-07-29">
Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek:
Dit artikel put inspiratie uit (voor het tweede lid) artikel 1119 C. civ. fr., § 305b BGB en artikel 2.1.21 PICC en voor het derde en vierde lid uit artikel II. – 4: 209 DCFR en artikel IV.3.4(b) Trans-Lex.
Standaardbedingen of algemene voorwaarden zijn bedingen die op voorhand door een van de partijen voor een algemeen en herhaald gebruik zijn opgesteld en opgelegd worden zonder onderhandeling met de andere partij (zie art. 2.1.19 PICC).
Het eerste lid verankert de rechtspraak van het Hof van Cassatie (Cass., 20 april 2017, nr. C.16 0341.F; Cass.,16 september 2016, nr. C.14 0424.N; Cass., 19 december 2011, Pas., 2011, nr. 697).
Het derde lid lost het probleem van de formulierenstrijd (battle of forms) op en kiest voor de zogenaamde “knock out”-regel. De regelt steunt op de vermoede gemeenschappelijke bedoeling van de partijen en neemt als uitgangspunt dat de algemene voorwaarden in beginsel geen essentieel of substantieel bestanddeel van het contract vormen, doch slechts een bijkomstig bestanddeel. Het contract kan bijgevolg tot stand komen, zonder dat er wilsovereenstemming is over (alle) algemene voorwaarden. Het enkele feit dat beide partijen het contract willen sluiten op basis van hun eigen algemene voorwaarden en dat sommige daarvan onverenigbaar zijn, betekent niet dat de partijen het contract niet wilden sluiten. Enkel de onverenigbare algemene voorwaarden blijven zonder gevolg.
Het vierde lid geeft aan dat de partijen kunnen afwijken van het vermoede bijkomstige karakter van de algemene voorwaarden. Hun wil om het contract niet te sluiten bij onverenigbare algemene voorwaarden, moet evenwel uitdrukkelijk zijn. Een verklaring daartoe in de algemene voorwaarden zelf volstaat niet. De verklaring moet worden afgelegd voor de totstandkoming van het contract. In dat geval, is de “knock out”-regel niet langer van toepassing en geldt de theorie dat er geen contract tot stand komt bij onverenigbare algemene voorwaarden. Derhalve kan het contract dat in deze context reeds een begin van uitvoering kreeg, vernietigd worden wegens afwezigheid van toestemming en kunnen de geleverde prestaties voorwerp van restitutie uitmaken (zie de artikelen 5.31, 5.57, 5.62 en 5 115 tot 5 124 van het voorstel).
Deze wettelijke bepaling verwerpt de theorie van het “eerste woord” (first shot) en deze van het “laatste woord” (last shot).