Het verhuren van onroerende goederen kan als daad van koophandel worden aanzien.
Een reglement van appertements-mede-eigendom kan voorzien dat de appartementen uitsluitend bestemd tot privébewoning, met uitsluiting van elke handelsuitbating.
Of er sprake is van privébewoning dan wel handelsuitbating, vergt een feitelijke beoordeling op basis van het werkelijke gebruik van het kwestieuze appartement.
De rechtbank weerrhield dat de in het appartement gerealiseerde verhuring via Airbnb niet bestemd is voor privébewoning, maar te aanzien is als een handelsuitbating:.
De bewoner had zijn appartement verlaten om bij zijn partner is gaan wonen en verhuurde het appartement via Airbnb, zodat de korte termijn van verhuur hem in staat stelde naar zijn woning terug te keren indien het samenwonen niet zou lukken. Kwestie van de nieuwe partner en de nieuwe relatie eerst eens uit te testen.
Deze verhuring van een bemeubeld appartement via Airbnb gebeurt niet occasioneel en gaat gepaard met een aanbod van diensten, waardoor aldus door de verhuring en geleverde diensten beroepsinkomsten worden gegenereerd.
Het niet neerleggen van inkomstenstukken met betrekking tot de ontvangsten doet de rechtbank concluderen dat de verhuring en het dienstenaanbod een inkomen verschaft waaruit de handelsuitbating blijkt. Deze deductie wordt aangevuld met stukken die de intensiteit van de reservaties aantonen.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat appellant door het permanente aanbod van zijn bemeubeld appartement voor korte opeenvolgende verhuringen via Airbnb, het appartement niet bestemt voor privébewoning, maar voor handelsuitbating, wat in strijd is met de bepalingen van het reglement van mede-eigendom.
Het volstaat niet dat een beslissing van de algemene vergadering aan een bewoner iets ontzegt, waardoor die bewoner zich persoonlijk benadeeld voelt, om de vordering tot vernietiging tegen die beslissing gegrond te verklaren. De algemene vergadering heeft immers, binnen de grenzen van rechtsmisbruik weliswaar, een vrije beslissingsbevoegdheid.
Van rechtsmisbruik is er sprake wanneer een recht wordt uitgeoefend op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de uitoefening van dat recht door een voorzichtig en bezorgd persoon. Het begrip «kennelijk» wijst erop dat de rechter slechts een marginaal toetsingsrecht heeft en dat hij de handelwijze van de houder van het kwestieuze recht slechts bij een flagrant onaanvaardbare rechtsuitoefening mag doorbreken.
Ingeroepen rechtsmisbruik kan niet worden afgewezen zonder de verhouding te onderzoeken tussen het voordeel dat de houder van dat recht heeft beoogd of verkregen en de schade die aan de andere partij berokkend wordt.
Bij de beoordeling van de belangen die in het geding zijn, moet de rechter wel rekening houden met alle omstandigheden van de zaak
Rechtsmisbruik heeft als sanctie de beperking van het recht tot de normale uitoefening of het herstel van de erdoor veroorzaakte schade.
De geïntimeerde zet uiteen dat de beslissing van de vereniging van mede-eigenaars ingegeven is door o.m. het feit dat Airbnb en elke andere vorm van vakantieverhuur het woongenot van de bewoners kan aantasten als gevolg van (geluids)overlast, intensiever gebruik van de gemene delen (ook in de nachtelijke uren), meer (zwerf)vuil, toenemende gevoelens van oncontroleerbaarheid van wie in het appartement verblijft en van onveiligheid (aangezien de codes en sleutels van de gemene delen van de residentie veelvuldig aan vreemden worden gegeven).
De rechtbank is van oordeel dat de door geïntimeerde beoogde doelstellingen legitieme belangen van de vereniging van mede-eigenaars zijn. Een viervijfdenmeerderheid in de buitengewone algemene vergadering mocht derhalve rechtmatig verkiezen om Airbnb en elke andere vorm van vakantieverhuur in de residentie absoluut te verbieden.
Hoezeer ook de wens van appellant om de uitbating van een Airbnb in zijn privatief gedeelte te realiseren kan worden begrepen, de algemene vergadering heeft, door deze af te wijzen, geen blijk gegeven van een onrechtmatig handelen. Het voordeel dat geïntimeerde beoogt is niet (kennelijk) buiten verhouding met de schade die appellant berokkend wordt, omdat de beslissing niet elke verhuring door appellant in de weg staat. Er is geen bewijs van rechtsmisbruik door geïntimeerde.