Art. 702,3° Ger. Wb. vereist dat het exploot van dagvaarding (behalve de vermeldingen bepaald in art. 43 Ger.W.) het onderwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering bevat. De dagvaarding moet dus de feiten die de vordering schragen omstandig, precies en concreet vermelden, zonder dat evenwel vereist is dat ook de toepasselijke rechtsregels uitgebreid worden besproken.
Een dagvaarding die melding maakt van het voorwerp van de vordering en van de rechtsgrond waarop gesteund wordt zonder opgave van een enkel concreet feitelijk gegeven waarop deze vordering is gebaseerd voldoet aan de bepalingen van art. 702,3° Ger.W.
Dit behelst bij een vordering tot schadevergoeding wegens seksueel geweld dat de eiser aangeeft en aantoont dat hij slachtoffer is van beweerde feiten van seksueel misbruik en dat hij dus de hoedanigheid van schuldeiser heeft om een vordering tot vergoeding van schade ingevolge seksueel misbruik in te stellen.
Concrete feiten dienen aldus bij een vordering tot schadevergoeding vermeld . Zo dient inzake een vordering tot vergoeding van schade wegens seksueel misbruik vermeld wie de eiser misbruikt heeft, waar en wanneer dit gebeurde en in welke de context/omstandigheden. Laten uitschijnen dat de gedaagden wel weten wie hij is en wat hem overkomen is, gaat niet op.
De bewijslast rust op de eiser.
Beleidsfouten kunnen niet los gezien worden van de concrete seksuele misbruiken die op de eiser zouden gepleegd zijn, als gevolg waarvan hij persoonlijke schade zou hebben geleden.
Aangevoerde fouten moeten in concreto beoordeeld kunnen worden.
Nergens wordt aangevoerd wie van tweede tot en met dertiende geïntimeerde hiervan op de hoogte waren of dienden te zijn, hoe tweede tot en met dertiende geïntimeerde hier elk concreet op gereageerd hebben, hoe zij hier elk in dit concreet geval op hadden moeten reageren.
De schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm houdt immers in dat de schadeverwekker zich niet heeft gedragen als een normaal vooruitziend en zorgvuldig persoon, in dezelfde feitelijke omstandigheden geplaatst. De concrete omstandigheden moeten – om deze beoordeling te kunnen doen – dus gekend zijn.
De concrete omstandigheden waarin de vermeende beleidsfouten zich zouden hebben voorgedaan moeten evenzeer worden aangeduid om deze in de tijd te kunnen situeren om na te gaan of die al dan niet verjaard zijn.
Een verweerder in een procedure tot vergoeding van schade moet in concreto weten wat hem verweten wordt. Voor elke individuele verweerder moet worden aangegeven waarin diens onrechtmatige daad zou bestaan.
Zogenaamde “beleidsfouten” dienen geconcretiseerd en geïndividualiseerd te worden.
De beschuldiging van een foutief “beleid” of “gebrek aan beleid”, niet-gespecificeerd en over een periode van vele decennia, door tal van verschillende personen gevoerd, is op zichzelf uiteraard niet concreet en specifiek genoeg om tot een fout in de zin van art. 1382 B.W. te besluiten, laat staan tot aansprakelijkheid wegens fout.
Schade dient kwalitatief en kwantitatief omschreven. Schade moet immers worden aangevoerd/geconcretiseerd. Schade is het gemeenschappelijke bestanddeel van alle gevallen van aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. Zonder schade kan geen aansprakelijkheid worden aangenomen.
Wanneer de concrete schade niet wordt benoemd, gekwalificeerd en gekwantificeerd ontbreekt ook elke informatie over enig causaal verband tussen de fouten en die schade.
De feitelijke gegevens die aan de dagvaarding ten grondslag liggen mogen niet dermate vaag en algemeen geformuleerd worden zodat de gedaagden niet kunnen opmaken wat hen concreet ten laste wordt gelegd, wat ze precies verkeerd zouden gedaan hebben, waar en wanneer juist.
Gedaagden moeten weten op basis van de inhoud van de dagvaarding waartegen ze zich dienen te verweren,algemene en vage stellingen volstaan hierbij niet. Hierbij kan de eiser in een procedure tot het bekomen van schadevergoeding niet volstaan met de stelling dat de gedaagden maar moeten zien te achterhalen aan de hand van diverse gesuggereerde bronnen (zoals een strafdossier die in de procedure niet aanwezig is) wat deze concrete elementen zijn. De eiser zelf moet deze gegevens verduidelijken.
Wanneer een eiser stelt dat hij de procedure gefaseerd wil laten verlopen en dat hij in een zogenaamde tweede fase dan plots wél al die informatie wil beschikbaar maken, bewijst hij dat hij deze informatie nochtans wel zou kunnen kenbaar maken.
Het delicaat karakter van een dossier rechtvaardigt niet dat niet de minste toelichting wordt gegeven bij de concrete feiten die ten laste worden gelegd.
De rechtsgeldigheid van de dagvaarding moet beoordeeld worden op het ogenblik van de rechtsingang.
Een verweerder moet zijn verweer niet met volledige kennis van zaken naar voor kunnen brengen.
De sanctie van artikel 702 Ger. W. (nietigheid van de dagvaarding) is niet strijdig met artikel 6 EVRM. Overeenkomstig artikel 6 EVRM heeft een ieder recht op een eerlijk proces. Dit betekent dat een eiser de mogelijkheid moet krijgen zijn vordering op een eerlijke manier door een onpartijdige rechter te laten beoordelen.
Dit betekent echter ook dat de verweerder op een eerlijke manier hun verweer tegen deze vordering moeten kunnen laten beoordelen door een onpartijdige rechter en dat ze zich dus in de eerste plaats moeten kunnen verweren tegen deze vordering.
Om die reden zijn de individuele namen van alle eisers voorlopig niet relevant of noodzakelijk (het is immers voldoende dat de eisers die zich wel hebben bekendgemaakt als slachtoffer van seksueel misbruik worden erkend, om het debat over de vaststelling van de beleidsfout nuttig en mogelijk te maken). Ook dienen concluanten in deze fase van de procedure nog geen individuele dossiers en seksuele misbruiken te bespreken en te duiden. 56.
Een eiser kan geen vordering stellen teneinde een declaratieve uitspraak te bekomen (onder de vorm van een advies) over het al dan niet foutief karakter van een beleid van geïntimeerden in het algemeen in abstracto en erga omnes, onafhankelijk van elk individueel geval (van seksueel misbruik), zonder duiding van een concrete fout, schade of causaal verband.
Een vordering dient gesteld in functie van individuele rechtsverhoudingen tussen eiser en verweerder. Men kan geen vordering instellen voor andere potentiële slachtoffers, laat staan voor iedereen die beweert slachtoffer te zijn.
Ee proces wordt in concreto beslecht, waarbij niet de schuld van een persoon of instelling in abstracto kan worden vastgesteld, zonder aanduiding van diens concrete fout, de concreet opgelopen schade en het causaal verband.
Het erkennen van een zekere morele aansprakelijkheid volstaat niet om tegen de erkenner een vordering tot schadeloosstelling overeenkomstig de artikelen 13821383 B.W. te zien slagen.
Niets belet een partij gefaseerd te werk te gaan waarbij hij in een eerste fase de vaststelling van de fout beoogt en in een tweede fase de begroting van de schade die hij hierdoor zou geleden hebben. De onrechtmatige daad zelf en dus ook reeds het bestaan van zowel de schade als een causaal verband tussen fout en schade, die dan in een tweede fase zou moeten worden begroot),kan enkel in een eerste fase beoordeeld en vastgesteld worden wanneer deze vordering in een eerste fase in concreto wordt gesteld en toe gelicht.