In beginsel kan een website onder het toepassingsgebied van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten vallen.
Artikel 1, § 1 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, zoals achteraf gewijzigd (hierna "de Auteurswet"), bepaalt dat alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst het recht heeft om het op welke wijze of in welke vorm ook (direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk) te reproduceren of te laten reproduceren. Dat recht omvat onder meer het exclusieve recht om toestemming te geven tot het bewerken of het vertalen van het werk.
Hoewel de intellectuele eigendomsrechten een uitzondering vormen op de vrijheid van kopie en dus beperkend moeten uitgelegd worden, aanvaardt het Hof dat een website gelijkgesteld wordt met een werk van letterkunde in de zin van deze wet en desgevallend met een werk van grafische kunst of een audiovisueel werk, eveneens in de zin van dezelfde wet. Er worden immers tekst en beeldmateriaal samengebracht, om op elektronische wijze aan het publiek in het algemeen of een doelgroep kenbaar te maken.
Het gaat om een niet louter technische creatie (die desgevallend door de wetgeving op de tekeningen en modellen of door het octrooirecht beschermd moet worden). Dezelfde toets of de maker ervan er zodanig zijn persoonlijkheid in heeft gelegd dat het werk onmiskenbaar de vrucht lijkt te zijn van zijn of haar intellectuele inspanning kan en moet toegepast worden op zowel een klassiek werk van letterkunde als een website.
HTML sluit niet de wettelijk vereiste creativiteit uit
Hyper Text Markup Language (HTML) laat wel degelijk intellectuele, persoonlijke inbreng van de auteur toe. Deze taal is niet dermate beperkend dat geen enkele creativiteit meer mogelijk is. De taal is enkel het technische hulpmiddel dat mee helpt een idee om te zetten in een concrete vorm. omgezet zijn in een vorm.
Een stijl is op zichzelf niet vatbaar voor bescherming omdat deze onvoldoende omgezet is in een vorm.
De beoordeling moet globaal gebeuren en niet onderdeel per onderdeel.
Het loutere feit dat door het gelijkaardige gebruik van de opbouw van het fotomateriaal een zekere gelijkenis bestaat is onvoldoende om te besluiten dat er een inbreuk op de auteurswetgeving begaan werd.