Een cursus dient te voldoen aan de voorwaarden van originaliteit om bescherming van het auteursrecht te genieten.
Onderscheidend vermogen is geen geëigend criterium is om auteursrecht vast te stellen.
Een technisch onderwerp bestaande uit een overzicht van wettelijke reglementering laat weinig marge bewegings- en keuzevrijheid, laat staan creatieve inbreng omwille van het onderwerp van zijn cursus dat enerzijds technisch is, en anderzijds grotendeels de kennisoverdracht van wettelijke regelingen en reglementen omvat; ipso facto lenen de onderwerpen van de lesmodules zich tot beperkte creatieve keuzemogelijkheden.
Aldus is niet voldaan aan de voorwaarden om bescherming te verkrijgen door het auteursrecht.
Een logische opbouw en volgorde van lesinhoud die kadert in de doelstelling de materie zo pedagogisch mogelijk aan te leren en die de praktische bruikbaarheid van de cursus dient is niet bepalend voor het gevergde oorspronkelijkheidsgehalte.
Een functionele adaptatie (bewerking) van een bestaande cursus met bedoeling deze bevattelijker en toegankelijker te maken geniet geen auteursrechtelijke bescherming.
Auteursrecht is een bescherming, die de maker van een origineel werk de mogelijkheid geeft dit exclusief te reproduceren en zich te verzetten tegen de overname ervan door derden: tussen partijen bestaat discussie omtrent dergelijke overdracht, doch één en ander is ondergeschikt aan en afhankelijk van het vaststaand karakter van auteursrechten.
Het auteursrecht biedt bescherming wanneer ideeën, gedachten, principes, methodes en dergelijke een concrete en originele vorm hebben gekregen, waarbij dan slechts die concrete en originele vorm (uitdrukkingswijze) wordt beschermd.
Het auteursrecht is onderhevig aan voorwaarden: het beschermt alleen de concrete uitdrukkingswijze waarin ideeën, gedachten, principes, methodes en dergelijke, vorm hebben gekregen; voorts komt alleen een vormgegeven werk met een voldoende graad van originaliteit in aanmerking voor bescherming door het auteursrecht.
Auteursrecht is een vormvrije bescherming die niet afhankelijk is van een registratieplicht of objectieve erkenning; daartegenover staat dat de auteur van een werk die zich op de auteursrechtelijke bescherming beroept moet kunnen aantonen in welk opzicht het werk origineel is en dat het onder één of andere concrete vorm wordt uitgedrukt, die mededeelbaar is aan het publiek.
De auteur moet bij het maken van het werk, zijn creatieve bekwaamheden tot uiting hebben kunnen brengen door het maken van vrije en eigen keuzes.
In het werk moet een persoonlijke stempel van de ontwerper terug te vinden zijn: het volstaat dat de schepper van het werk een bepaalde keuze heeft gemaakt uit verschillende mogelijkheden die een weerspiegeling is van deze creatieve inbreng, doch een persoonlijke toets is noodzakelijk, hetgeen inhoudt dat ook de keuze zelf oorspronkelijk moet zijn.
Met die keuzes is de auteur dus in staat, zijn werk een cachet te geven waaruit zijn persoonlijkheid blijkt.
inspanningen is daarbij niet bepalend, terwijl auteursrecht evengoed het gevolg kan zijn van een ingeving van het moment.
Uit de analyse van voornoemde arresten volgt dat de eigen intellectuele schepping, de creatieve en vrije keuzes en de uitdrukking van de persoonlijkheid van de maker van het werk kernbegrippen zijn om te bepalen of een werk al dan niet 'oorspronkelijk' is en al dan niet in aanmerking komt om te genieten van de bescherming van auteursrechten.
De categorie "eigen intellectuele schepping van de auteur" is het belangrijkste bestanddeel van de definitie van "werk". Die definitie is vervolgens ontwikkeld in de rechtspraak van het Hof dat heeft geoordeeld dat een intellectuele schepping een eigen schepping van de auteur is wanneer zij de uitdrukking vormt van diens persoonlijkheid. Dat is het geval wanneer de auteur bij het maken van het werk zijn creatieve bekwaamheden tot uiting heeft kunnen brengen door het maken van vrije en creatieve keuzen.
Daarentegen is niet aan het oorspronkelijkheidscriterium voldaan wanneer de uitdrukking van de onderdelen van het betrokken voorwerp door hun technische functie wordt bepaald aangezien de verschillende manieren om een idee concreet vorm te geven dan zodanig beperkt zijn dat het idee samenvalt met de uitdrukking ervan. In een dergelijk geval kan de auteur onmogelijk uitdrukking geven aan zijn creatieve geest en tot een resultaat komen dat een eigen intellectuele schepping vormt.
Enkel werken die een eigen intellectuele schepping van de auteur zijn, in de zin zoals hierboven omschreven, kunnen worden aangemerkt als werken die auteursrechtelijk kunnen worden beschermd.
Aspecten zoals de intellectuele inspanningen en de deskundigheid van de auteur kunnen als zodanig de auteursrechtelijke bescherming van het betrokken voorwerp niet rechtvaardigen, indien die inspanningen en die deskundigheid geen enkele oorspronkelijkheid tot uitdrukking brengen. Tot slot moet het voorwerp van de auteursrechtelijke bescherming voldoende nauwkeurig en objectief kunnen worden geïdentificeerd.
Het criterium van oorspronkelijkheid is niet vervuld indien het maken van het werk bepaald is door technische overwegingen, regels of beperkingen die geen ruimte laten voor creatieve vrijheid.
Aan het oorspronkelijkheidscriterium is evenmin voldaan wanneer de uitdrukking door de technische functie wordt bepaald, aangezien de verschillende manieren om een idee uit te drukken dan zodanig beperkt zijn dat de idee samenvalt met de uitvoering ervan; in een dergelijk geval kan de auteur onmogelijk uitdrukking geven aan zijn creatieve geest en tot een resultaat komen dat een eigen intellectuele schepping vormt (techniekrestrictie).
Ten slotte volgt uit de hiervoor aangegeven beginselen dat aanzienlijke inspanningen en deskundigheid bij het maken van een werk slechts grond opleveren voor auteursrechtelijke bescherming indien deze inspanningen en deskundigheid gepaard zijn gegaan met originaliteit bij de keuze en de rangschikking van de gegevens.
Bij de concrete bewijslevering van het auteurschap zal de auteur die originaliteit opeist, de bestanddelen van zijn werk moeten identificeren die een gevolg zijn van zijn vrije en creatieve keuzes.
Te dezen drukt eiser zich eerder algemeen en vaag uit waar precies in de cursussen de originaliteit en zijn persoonlijke inslag terug te vinden is.
Eiser claimt als onderscheidende elementen auteursrecht op de lay-out, de indeling van de leerinhoud, de lesinhoud en de specifieke inlassing van de oefenvragen, de persoonlijke vorm en de eigen uitdrukking aan de lesinhoud die studenten moeten kennen.
Los van de overweging dat onderscheidend vermogen geen geëigend criterium is om auteursrecht vast te stellen, verzuimt eiser om aan te tonen waarin de originaliteit van de keuze ervan nu precies gelegen is en komt het de rechtbank geenszins voor dat elk van de opgesomde elementen op zich zou getuigen van een bijzondere oorspronkelijkheid.
Eiser zit voorts gekneld binnen een marge met beperkte bewegings- en keuzevrijheid omwille van het onderwerp van zijn cursus dat enerzijds technisch is, en anderzijds grotendeels de kennisoverdracht van wettelijke regelingen en reglementen omvat; ipso facto lenen de onderwerpen van de lesmodules zich tot beperkte creatieve keuzemogelijkheden.
De cursus is zoals verweerster opmerkt, opgebouwd volgens een strak schema dat wordt gedirigeerd door Europese EASA reglementering en dat voorziet in afzonderlijke topics omtrent vooraf gedefinieerde disciplines, vaardigheden en positief-wetenschappelijke thema's hetgeen de individuele maneuvreerruimte van de samensteller van de cursus verengt; bovendien is de cursus door zijn aard en voorwerp voornamelijk technisch van inhoud en biedt van nature weinig ruimte voor eigen persoonlijke en creatieve inbreng.
Verder wordt niet ontkend dat de cursus voortborduurt op en geïnspireerd is door een bestaande cursus die herschikt werd in functie van de wijzigende regelgeving (onder meer EASA verordening), in functie van de overzichtelijkheid ('een samenhangende cursus bestaande uit 9 delen'), in functie van de toegankelijkheid ('een uniforme lay-out en cursusopbouw') en door toevoeging van nieuwe illustraties, waarvan in het midden blijft of de vormgeving ervan van de hand van eiser is, en in functie van actualisering van de oefenvragen.
Een logische opbouw en volgorde van de lesinhoud kadert in de doelstelling de materie zo pedagogisch mogelijk aan te leren en dient de praktische bruikbaarheid van de cursus, doch is niet bepalend voor het gevergde oorspronkelijkheidsgehalte.
Het voorliggende document is niet meer dan een functionele adaptatie (bewerking) van een bestaande cursus met bedoeling deze bevattelijker en toegankelijker te maken zoals de eiser trouwens aan de hand van de door hem als al dan niet origineel aangegeven passages aangeeft.
In de hypothese dat de oorspronkelijke cursus auteursrechtelijke bescherming zou genieten, dient eiser bovendien aan te tonen dat hij de rechten op dit werk bekomen dan wel overgenomen heeft, bij gebreke waaraan in eigen naam geen oorspronkelijkheid kan worden opgeëist.