Principieel zijn exoneratiebedingen geldig. Partijen zijn immers vrij om de inhoud van hun overeenkomsten te bepalen, mits dwingende wetsbepalingen (die in casu niet voorhanden zijn) in acht te nemen.
Een exoneratiebeding (beding waarbij aansprakelijkheid wordt uitgesloten) mag evenwel het contract niet uithollen.
Exoneratiebedingen zijn echter niet alleen nietig wanneer zij strijdig zijn met dwingende wetsbepalingen maar ook wanneer de door de schuldenaar aangegane verbintenissen daardoor teniet zouden worden gedaan en aldus iedere zin of betekenis aan de overeenkomst wordt ontnomen.
Een beding in een huurovereenkomst op grond waarvan de verhuurder op geen enkele wijze aansprakelijk gesteld kan worden door de huurders, voor welke schade dan ook en voor de gebreken van het verhuurde goed, is ongeldig. Daardoor wordt immers elk nut aan de huurovereenkomst ontnomen. Het behoort tot de essentie van een dergelijke overeenkomst dat de verhuurder het ongestoorde genot van het verhuurde goed verstrekt.
De feiten in deze zaak kunnen samengevat worden als volgt:
De appellant in deze zaak is eigenaar van een mobilhome (appellant) die hij stalde bij de eigenaar van een tuinbouwbedrijf (geïntimeerde). De tuinbouwer had een beetje plaats over en verhuurde deze als staanplaats voor de mobilhome. In de huurovereenkomst werd een beding opgenomen stellende dat de huurder afstand doet van verhaal tegen de verhuurder voor welke schade dan ook. Verder werd de huurder in het huurcontract verplicht een verzekeringsovereenkomst voor zijn mobilhome sluiten, met een een afstand van verhaal tegen de verhuurder. Een dergelijke polis werd evenwel door de huurder nooit afgesloten.
De mobilhome va de huurder wordt beschadigd door een lek in een waterreservoir van de verhuurder
De huurder stelde een vordering op grond van artikelen 1382 BW en 1384, lid 1 BW tegen de verhuurder maar deze vordering werd in eerste aanleg afgewezen. omdat volgens de rechter niet voldaan is aan de voorwaarden inzake samenloop.
In hoger beroep stelt de huurder zijn vordering niet alleen op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid, maar ook, in ondergeschikte orde, op grond op grond van een contractuele wanprestatie en de ongeldigheid van het exoneratiebeding.
In graad van beroep erkent het hof het bestaan van een geldige (huur)overeenkomst en stelt verder dat zowel de fout als de schade zuiver contractueel zijn, waardoor geen beroep op de buitencontractuele aansprakelijkheidsregels. De schade is volgens het hog te wijten aan een contractuele wanprestatie van de verhuurder.
Het hof van beroep verklaart het exoneratiebeding ongeldig. Dit beding ontneemt immers elke zingeving, inhoud en nut aan de huurovereenkomst ontneemt.
De essentie van een huurovereenkomst bestaat erin dat de huurder het ongestoorde genot van het gehuurde goed verkrijgt waarvoor de verhuurder garant staat.
De omstandigheid dat de huurder heeft nagelaten een verzekering aan te gaan in de hoger gestelde zin, hetgeen een contractuele wanprestatie in zijn hoofde uitmaakt belet niet dat hij een rechtmatige belang heeft om de van de verhuurder een vergoeding te eisen voor de door hem geleden schade.