Krachtens artikel 5 koninklijk besluit van 2 april 2014 tot vaststelling van de voorschriften inzake de plichtenleer van de psycholoog, zoals van toepassing voor de wijziging ervan door artikel 3 koninklijk besluit van 4 juni 2018, legt de psycholoog, uit zorg om de privacy van de personen en bewust van de noodzaak van de toegankelijkheid van het beroep voor allen, zichzelf een discretie op over alles wat hij door en tijdens de uitoefening van het beroep verneemt. Dit houdt minstens de naleving in van het verplichte beroepsgeheim zoals bepaald in de strafwetgeving. Het beroepsgeheim is van openbare orde: de psycholoog die een cliënt of proefpersoon onder zijn hoede heeft, is in alle omstandigheden door het beroepsgeheim gebonden.
Krachtens artikel 458 Strafwetboek worden geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet, het decreet of de ordonnantie hen verplicht of toelaat die geheimen bekend te maken, gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en een geldboete van honderd euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen.
Hoewel artikel 458 Strafwetboek, behalve als er een rechtvaardigingsgrond bestaat, de hulpverlener verbiedt door het beroepsgeheim gedekte feiten bekend te maken die aanleiding kunnen geven tot strafvervolging ten laste van de patiënt, geldt dat verbod niet voor feiten waarvan de patiënt of cliënt het slachtoffer is geweest, in een geval waar de hulpverlener enkel met dat slachtoffer in contact is gekomen.
Krachtens artikel 458bis Strafwetboek kan eenieder die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 371/1 tot 377, 377quater, 379, 380, 383bis, § 1 en 2, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425, 426 en 433quinquies, gepleegd op een minderjarige of op een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, partnergeweld, gebruiken van geweld, gepleegd om reden van culturele drijfveren, gewoontes, tradities, religie of de zogenaamde «eer», een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, hetzij wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of de bedoelde kwetsbare persoon en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het slachtoffer worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen.
Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat het artikel uitsluitend van toepassing is in het geval waarin een hulpverlener zowel met de dader als het slachtoffer van een misdrijf in de zin van dat artikel contact heeft gehad.
Derhalve is artikel 458bis Strafwetboek niet van toepassing in een geval waarin een hulpverlener enkel met het slachtoffer van een misdrijf in de zin van dat artikel contact heeft gehad.