Krachtens art. 1627 Ger. W. verzoekt de gerechtsdeurwaarder, uiterlijk vijftien dagen na de verkoop of na de inbeslagneming van de gelden, de schuldeisers die beslag of verzet hebben gedaan, de aangifte en het bewijs van hun schuldvordering in hoofdsom, interest en kosten binnen vijftien dagen op zijn kantoor te doen toekomen, met vermelding, indien daartoe grond bestaat, van het voorrecht waarop zij aanspraak maken.
Hij kan dit verzoek onder dezelfde voorwaarden richten aan iedere derde die beweert schuldeiser te zijn. Het verzoek wordt aan de schuldeisers gericht, hetzij bij ter post aangetekende brief aan hun woonplaats, hetzij bij gewone brief aan de gekozen woonplaats, met ontvangstbewijs, gedagtekend en ondertekend door de partij of haar lasthebber.
Bij het verstrijken van de termijn, bepaald in art. 1627 Ger. W., en uiterlijk binnen vijftien dagen na het verzoek dat de meest gerede partij hem daartoe heeft gedaan, maakt de gerechtsdeurwaarder een ontwerp van verdeling op, dat hij terstond zendt aan de schuldeisers die daarvan verwittigd werden of hun schuldvordering hebben ingediend (art. 1629, eerste en tweede lid, Ger. W.).
Iedere tegenspraak moet binnen vijftien dagen worden gedaan, hetzij bij deurwaardersexploot betekend aan de optredende gerechtsdeurwaarder, hetzij bij verklaring voor deze laatste, zo niet wordt de verdeling ter hand genomen overeenkomstig de voorzieningen van het ontwerp. Het aan de schuldeisers en aan de schuldenaar gezonden bericht bevat opgave van de termijn van vijftien dagen waarbinnen de tegenspraak moet worden gevoerd. Na het verstrijken van die termijn wordt geen verzet meer aanvaard, noch in handen van de gerechtsdeurwaarder, noch voor de rechter (art. 1629 in fine Ger. W.).
Aangezien de termijn van vijftien dagen bepaald in art. 1627 Ger. W. voor het indienen van de aangifte van schuldvordering geen vervaltermijn is, rijst de vraag tot welk ogenblik een schuldeiser – uitgenodigd of niet – zijn schuldvordering kan indienen.
Vaak wordt aangenomen dat de aangifte gedaan na de verzending van het ontwerp van verdeling als te laat moet worden beschouwd en niet meer in aanmerking komt.
Een aangifte moet in ieder geval als te laat worden beschouwd, wanneer zij plaatsvindt na het verstrijken van de termijn om tegenspraak te voeren tegen het ontwerp van verdeling. Na dat tijdstip moet de verdeling immers geacht worden definitief te zijn en kan zij niet meer worden opengebroken door schuldeisers die hun schuldvordering te laat hebben ingediend.