Een schuldeiser kan de uitwinning vervolgen onder meer van de onroerende goederen en van hun als onroerend goed beschouwd toebehoren die eigendom zijn van zijn schuldenaar (art. 1560, sub 1° Ger.W.).
Niettemin kan het beslag op het onverdeelde aandeel van een schuldenaar door zijn persoonlijke schuldeiser niet worden ten uitvoer gebracht vóór de verdeling of de veiling/openbare verkoop, die hij kan vorderen of waarin hij is gerechtigd tussen te komen (art. 1561, eerste lid Ger.W.). Dit betekent dat een schuldeiser pas tot effectieve uitwinning van het (beslagen) onverdeelde aandeel van zijn schuldenaar zal kunnen overgaan nadat het bedoelde onroerend goed zal zijn verdeeld of geveild/ openbaar verkocht . Een schuldeiser bezit, op grond van artikel 1561 Ger.W., een eigen recht om deze verdeling of veiling/ openbare verkoop te vorderen.
Het beginsel dat een verdeling in natura met een voorstel tot overname door een deelgenoot (gebeurlijk mits een opleg) de voorkeur geniet boven de openbare verkoop aan een derde (artt. 577-2,§8 juncto 826, 828, eerste lid en 827, eerste lid BW, zoals nog van toepassing vóór de wet van 31 juli 2017 'tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijzingen van diverse andere bepalingen, ) kan niet zonder meer worden doorgetrokken naar het geval van executie
Volgens dat beginsel kan de rechter de openbare verkoop van niet-gevoeglijk verdeelbare goederen slechts bevelen wanneer hij over afdoende gegevens beschikt om te kunnen besluiten dat een verdeling in natura is uitgesloten (zie ook oud art. 1211, eerste lid Ger.W.) dan wel in geval van akkoord (art. 1209, § 3 Ger.W.). Deze onmogelijkheid kan blijken uit de notariële werkzaamheden (artt. 1224 en 1224/1 Ger.W.; vgl. oud art. 1217 Ger.W.), eventueel gevolgd door het verslag van een deskundige (vgl. oude artt. 1215 en 1220 Ger.W.).
De verdeling in natura impliceert de gelijksoortigheid van de kavels (artt. 577- 2, §8 juncto 832-833 BW, zoals nog van toepassing vóór de wet van 31 juli 2017 'tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijzingen van diverse andere bepalingen ter zake', BS 1 september 2017, "1 september 2018), die desnoods middels lottrekking worden toegewezen (vgl. oude artt. 1206, vierde lid en 1219, § 1, eerste lid Ger.W.).
Dergelijk onderzoek (in de eerste plaats) op het notariële terrein is bezwaarlijk zonder meer door te trekken naar onderhavig geval van executie, waarbij artikel 1561 Ger.W. de schuldeiser een eigen recht verleent om de verdeling of veiling/openbare verkoop te vorderen.
De notaris-vereffenaar wordt dan ook gemachtigd om op verzoek van de meest gerede partij tot veiling/verkoop over te gaan (vgl. art. 1224, § 4 Ger.W.).
In geval van afwezigheid of tegenwerking van de partijen of van de (gebeurlijke) bewoner van de woning, mag de notaris-vereffenaar zich, op kosten van de boedel, toegang verschaffen tot de woning, indien nodig met behulp van de openbare macht, in voorkomend geval bijgestaan door een slotenmaker, teneinde de verkoopvoorwaarden te doen naleven of de bezichtiging door de belangstellenden mogelijk te maken.
De (gebeurlijke) bewoner van de woning wordt in kennis gesteld van de rechterlijke machtiging en van de bezichtigingsdagen en -uren bepaald in de verkoopvoorwaarden.
Indien de tegenwerking te wijten is aan de (gebeurlijke) bewoner van de woning, is de boedel gerechtigd de kosten en een gebeurlijke schadevergoeding op hem te verhalen.
Indien de (gebeurlijke) bewoner een mede-eigenaar is en nog geen beheerder in de zin van artikel 1212 Ger.W. werd aangewezen, wordt dergelijke beheerder op verzoek van de meest gerede partij aangewezen om aldus te handelen. In dat geval worden de kosten teruggevorderd voor rekening van de andere mede-eigenaars.