Dit is volgens het Hof niet aan te nemen.
De blijvende morele schade kan niet begroot worden door de optelling van een periodiek verschuldigde vergoeding, waarbij telkens hetzelfde dagbedrag gehanteerd wordt als vóór de consolidatie.
Een begroting ex aequo et bono is te verkiezen, bij gebrek aan evidente concrete begrotingsgrondslag en vanwege het niet lineaire karakter van de blijvende persoonlijke ongeschiktheid.
Te dezen werd voor een schadelijder die 52 jarar was op het ogenblik van de consolidatie een bedrag toegekend van € 1 935,00 per percentage ongeschiktheid toe, waarvan 1/3 betrekking heeft op persoonlijke ongeschiktheid: € 645 x 15 = € 9 675,00 meer vergoedende intrest.
De schade, onder de vorm van klachten bij zwaardere huishoudelijke activiteit, kan niet anders dan ex aequo et bono begroot worden.
Een begroting voor deze schadepost op basis van een vast dagbedrag, levenslang, is voor deze schade niet aan de orde.
Het verrichten van huishoudelijke arbeid vertegenwoordigt een economische waarde en gelet op de onvoorspelbaarheid van de evolutie van de samenstelling van het gezin, is het delicaat het verlies van de economische waarde te begroten aan de hand van de kapitalisatiemethode.
Nu de huishoudelijke werkcapaciteit vermindert met het ouder worden, kan het hof niet anders dan de blijvende huishoudelijke ongeschiktheid ex aequo et bono te begroten.
Het hof kent derhalve € 645 x 15 = € 9 675,00 toe, meer vergoedende intrest vanaf de consolidatiedatum 1 april 2011, nu de schade in haar geheel begroot wordt op het ogenblik van de consolidatie."
Kritiek:
Het argument dat morele schade vermindert kan niet zomaar aanvaard worden en zelfs in vraag gesteld.
De gewenning aan blijvende fysieke invaliditeit of morele schade kan niet zomaar worden verondersteld maar dient bewezen.
Functiebeperking en pijnklachten veroorzaken aanzienlijke hinder. Een onderscheid dient gemaakt tussen de periode voor en na consolidatie. De evolutieve schade wordt beoordeeld voorafgaand aan de consolidatie. bij de begroting van de tijdelijke invaliditeit reeds rekening gehouden met een degressiviteit ten gevolge van het helingsproces en een gewenning aan de fysieke hinder die het slachtoffer ondervindt.
De consolidatie geeft daarentegen aan dat er geen verbetering of verslechtering (behoudens reserve) van de fysieke toestand zowel moreel als materieel te verwachten valt.
Louter veronderstellen dat morele schade bij blijvende invaliditeit gekemnmerkt wordt door gewenning en dus degressief is, is een loutere hypothese, waarnaast de evenwaardige hypothese kan geplaatst dat blijvende invaliditeit, blijvende pijn, blijvende morele belasting, blijvend besef van onveranderbaarheid de morele schade met de tijd doet aanzwellen in plaats van afnemen, door de uitzichtloosheid en het gebrek aan hoop die tot wanhoop en eindeloze tristesse en dus steeds aangroeiende escalerende morele schade met een deteriorende weerslag op het slachtoffer. Zoals deze escalatie niet vermoed en bewezen dient te worden, zo ook de veronderstelde gewenning. Bij gebreke hieraan dient behoudens voorebehoud de morele schade bij consolidatie constant geacht. (zie ook: Rechtbank van eerste aanleg te Limburg, afdeling Hasselt, 4B kamer, 22 mei 2017, T. Verz. 2019/1, 90)