Wanneer de verzekeraar de verzekerde door deze contractueel gemaakte kosten vergoedt, levert dit hem in de regel een subrogatie op in de rechten van de verzekerde, zij het binnen de perken van de polisvoorwaarden.
Stemt, de verzekeraar ermee in om het risico met rechtstreekse betaling aan de derde kostenveroorzaker – de contractuele tegenpartij van de verzekerde –, ten laste te nemen, dan moet worden aangenomen dat die derde er ook mee instemt om zich door de verzekeraar dezelfde verweermiddelen te laten tegenwerpen als zijn tegenpartij kan tegenwerpen.
Art. 446ter (voorheen art. 459) Ger.W. formuleert een aantal beginselen inzake begroting van het ereloon en de mogelijke vermindering ervan door de raad van de Orde indien het ereloon niet met billijke gematigdheid werd begroot. Geen enkel wettelijk voorschrift kent evenwel aan de stafhouder de bevoegdheid toe om erelonen te begroten.
De codex inzake deontologische regelen en het huishoudelijk reglement van de Nederlandse Orde van Advocaten te Brussel (Cedex 2009) bevat een aantal voorschriften (hoofdstuk 4, afdeling 5, onderafdeling 5: art. 84-113) inzake ereloongeschillen die mogelijkheden bieden om buitengerechtelijke oplossing ervan mogelijk te maken.
Wegens de vrije keuze van advocaten en experten die de verzekerde contractueel geniet, kan de verzekeraar betreffende de staat van kosten en erelonen enkel het “abnormaal hoog” karakter ervan kan betwisten. het komt de verzekeraar derhalve niet toe grieven te formuleren betreffende de wijze waarop de rechtsbijstand door de advocaat wordt georganiseerd – met of zonder kantoormedewerking –, noch over de tijd die aan een welbepaalde prestatie wordt besteed, noch over de methode of het tarief volgens welke de honorering wordt vastgesteld. Dit alles behoort tot het uitsluitende domein van het akkoord tussen de advocaat en zijn cliënt.
De verzekeraar kan volgens de polisvoorwaarden enkel een grief putten uit het feit dat de staat van kosten en erelonen “abnormaal hoog” is.
Zodoende komt het ook de rechter niet toe om in geval van betwisting zijn oordeel betreffende een gepaste vorming van een kosten- en ereloonstaat in de plaats te stellen, maar kan hij enkel marginaal oordelen of, rekening houdend met de verantwoording die door de advocaat wordt verstrekt, er kennelijk wordt tekortgeschoten aan de gematigde billijkheid die hij in acht moet nemen. De regels die dienaangaande zijn opgenomen in de voormelde deontologische codex, ter nadere uitvoering van de beginselen die in art. 446ter Ger.W. zijn aangegeven, zijn daarbij maatgevend.
Als bijzondere regels inzake de vaststelling van het ereloon en de aanrekening van kosten, schrijven art. 77, 78 en 79 van de deontologische codex onder meer het volgende voor:
(a) bij de begroting naar billijkheid en gematigdheid kan onder meer rekening worden gehouden met de volgende factoren:
– de financiële draagkracht van de cliënt;
– het spoedeisend karakter van het dossier;
– de moeilijkheidsgraad van het dossier;
– het resultaat;
– de ervaring van de advocaat;
– zijn onderlegdheid in de behandelde materie;
– de bestede tijd;
(b) de aangerekende gemaakte kosten moeten kunnen worden verantwoord, ook wanneer zij forfaitair worden berekend;
(c) de staten van erelonen en kosten dienen behoorlijk gedetailleerd te worden en in alle gevallen moet de advocaat de relevante elementen voldoende nauwkeurig kunnen omschrijven. Bij een berekening van de uurvergoeding moet hij bijvoorbeeld de gepresteerde tijd nauwkeurig kunnen bepalen.
Het gemiddelde aangerekende uurtarief van ongeveer 127 euro overschrijdt niet aanmerkelijk het gemiddelde tarief dat in de gangbare advocatenpraktijk wordt aangerekend ingeval de cliënt een rechtspersoon is. Dit blijkt uit een ruim beantwoorde bevraging hierover die in 2007 door de Orde van Vlaamse Balies werd georganiseerd.
Ten slotte stelt de draagkracht van de partij die de kosten dient ten laste te nemen geen enkel probleem.
De begroting van de erelonen die structureel duidelijk overwegend bepaald door de bestede tijd, komt niet onredelijk voor.
Elk van de geleverde prestaties wordt beschreven en in tijdsduur bepaald. Voor geen enkel ervan maakt geïntimeerde aannemelijk dat ze een abnormaal karakter hebben.
De aanrekening van kantoorkosten begroot op een forfaitair procent (7%) op grond van het bedrag van de erelonen is volgens de deontologische norm aanvaardbaar.
Bij ontstentenis van “abnormaal hoge” kosten en erelonen biedt art. 5.4, laatste lid van de polisvoorwaarden geïntimeerde dan ook geen grond om de door de advocaat aangerekende kosten en erelonen te betwisten.
Benevens de hoofdsom is de rechtsbijstandsverzekeraar verwijlinterest verschuldigd vanaf de aanmaning tot betaling van de successieve kosten- en ereloonstaten en gerechtelijke interest vanaf de dagvaarding. Voor de sommen die opeisbaar werden na de dagvaarding is rente verschuldigd vanaf de datum waarop ze bij conclusie werden gevorderd.