Art. 30, eerste lid Pachtwet bepaalt dat de pachter van landeigendommen, in afwijking van art. 1717 BW en onder voorbehoud van het daarna bepaalde, zijn pacht niet geheel of ten dele aan anderen kan overdragen zonder toestemming van de verpachter.
Art. 34, eerste lid Pachtwet bepaalt dat de pachter, zonder toestemming van de verpachter, zijn pacht geheel kan overdragen aan de in deze bepaling aangeduide personen.
Art. 35, eerste lid Pachtwet bepaalt dat, op voorwaarde dat de pachter binnen drie maanden na de ingenottreding van de overnemer aan de verpachter kennis geeft van de pachtoverdracht die de pachter heeft gedaan aan de bedoelde personen en hem daarbij de namen, voornamen en het adres van de overnemer of de overnemers meedeelt, van rechtswege pachtvernieuwing te hunnen voordele ontstaat bij gebreke van geldig verklaard verzet van de verpachter.
Art. 36, eerste lid Pachtwet bepaalt dat de verpachter aan wie tijdig kennis is gegeven van de overdracht, kan opkomen tegen de pachtvernieuwing door de vroegere en de nieuwe pachter, op straffe van verval, binnen drie maanden na de kennisgeving van de overdracht, voor de vrederechter te dagvaarden, teneinde zijn verzet geldig te horen verklaren.
Art. 37, § 1, 2° Pachtwet bepaalt dat als ernstige reden van verzet kan worden aanvaard het voornemen van de verpachter om het verpachte goed binnen een termijn van minder dan vijf jaar zelf te exploiteren of de exploitatie over te dragen aan de in deze bepaling aangeduide personen.
Uit deze bepalingen volgt dat het verzet van de verpachter tegen de pachtvernieuwing ingevolge een bevoorrechte pachtoverdracht betrekking moet hebben op het door hem verpachte goed.
De onverdeeldheid waarin de verpachter zich met betrekking tot dit goed bevindt, staat er niet aan in de weg dat hij tegen deze pachtvernieuwing kan opkomen om zijn verzet geldig te horen verklaren met het oog op de exploitatie van zijn deel van het goed door de in art. 37, § 1, 2° Pachtwet aangeduide personen.
Art. 577-2, § 5 BW bepaalt dat andere daden van beheer dan daden van behoud van het goed en daden van voorlopig beheer, alsmede daden van beschikking, om geldig te zijn moeten geschieden met medewerking van alle mede-eigenaars. Eén van de mede-eigenaars kan evenwel de overige noodzaken deel te nemen aan daden van beheer waarvan de rechter de noodzakelijkheid erkent.
Als mede-eigenaars verzet wensen te doen tegen een pachtoverdracht waarvan hen overeenkomstig art. 35 Pachtwet is kennisgegeven door een pachter die tegelijk mede-eigenaar is, verplichten zij deze pachter-mede-eigenaar deel te nemen aan deze daad van beheer door hem te dagvaarden in verzet overeenkomstig art. 36 Pachtwet.
Als de rechter dit verzet gegrond verklaart, erkent hij daardoor de noodzaak van de daad van beheer gesteld op initiatief van de verzetdoende mede-eigenaars.
Let wel
Op 1 november 2023 is een nieuw pachtdecreet in Vlaanderen in werking getreden. Dit decreet integreert zowel de bepalingen inzake pacht zoals verankerd in de pachtwet als in de wet van 4 november 1969 tot beperking van de pachtprijzen.
Decreet van 13 oktober 2023 tot bepaling van de specifieke regels over de pacht.
zie ook www.elfri.be - Artikel - Pachtdecreet