Krachtens artikel 8.4, eerste alinea van het Burgerlijk Wetboek (en ook art. 1315, eerste alinea Oud Burgerlijk Wetboek) moet hij die de uitvoering van een verbintenis vordert, het bestaan daarvan bewijzen.
Hieruit volgt dat het behoort aan de verzekerde die van de verzekeraar de uitvoering van een verbintenis vordert, om het bestaan van een schadegeval te bewijzen en om aan te tonen dat dit schadegeval valt binnen de dekking, zoals zij voortvloeit uit de contractuele omschrijving van het risico.
Uit artikel 8.4, tweede alinea Burgerlijk Wetboek (en art 1315, tweede alinea Oud Burgerlijk Wetboek) volgt dat het vervolgens aan de verzekeraar toekomt om te bewijzen dat het schadegeval of een onderdeel van de schade valt onder een contractueel bepaalde uitsluiting van dekking en dat aan de voorwaarden van deze uitsluiting is voldaan.
Artikel 1162 Oud Burgerlijk Wetboek bepaalt dat in geval van twijfel de overeenkomst wordt uitgelegd ten nadele van hem die bedongen heeft en ten voordele van hem die zich verbonden heeft.
Bij een uitsluitingsbeding, dat de dekking op conventionele wijze inperkt, is het de verzekeraar die bedongen heeft en de verzekeringnemer die zich verbonden heeft.
Op grond van artikel 1645 Oud Burgerlijk Wetboek is de verkoper, die de gebreken van de zaak gekend heeft, niet alleen gehouden tot teruggave van de prijs die hij ervoor ontvangen heeft, maar bovendien tot vergoeding van alle schade aan de koper.
De eigen prestatie van de verkoper is beperkt tot de levering van de aangekochte producten, conform hun bestelling en vrij van verborgen gebreken.
Wanneer de verkoper producten heeft geleverd die gebrekkig zijn, kunnen partijen overeenkomen om deze gebrekkige producten in natura te vervangen of te herstellen.