Het Grondwettelijk Hof zegt voor recht :
- In die zin geïnterpreteerd dat, wanneer de huurder gebruik maakt van de mogelijkheid van de tegenopzegging bepaald in artikel 3, § 5, derde lid, de verhuurder wordt vrijgesteld van zijn verplichting om het motief van de opzegging te realiseren onder de voorwaarden bepaald in paragraaf 2, schendt artikel 3, § 2, van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling 2, van het Burgerlijk Wetboek, vóór de wijziging ervan bij de wet van 27 december 2006, de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet.
- In die zin geïnterpreteerd dat, wanneer de huurder gebruik maakt van de mogelijkheid van de tegenopzegging bepaald in artikel 3, § 5, derde lid, de verhuurder niet wordt vrijgesteld van zijn verplichting om het motief van de opzegging te realiseren onder de voorwaarden bepaald in paragraaf 2, schendt artikel 3, § 2, van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling 2, van het Burgerlijk Wetboek, vóór de wijziging ervan bij de wet van 27 december 2006, de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet niet.
Opmerking: Nieuwe uitdrukkelijke regeling sinds het woninghuurdecreet:
In het algemeen (en conform het woninghuurdecreet) gesteld kan de huurder bij vroegtijdige beëindigt voor eigen gebruik, voor renovatiewerken of zonder motief op een vastgelegd tijdstip door de verhuurder een tegenopzegging geven van een maand, zonder een schadevergoeding te betalen, ook al gebeurt die opzegging tijdens de eerste drie jaar van zijn contract. Ook na die tegenopzegging moet de verhuurder de motivering en voorwaarden van zijn opzegging nog altijd naleven, anders heeft de huurder recht op een schadevergoeding van achttien maanden huur.