Wanneer In het kader van een procedure vereffening-verdeling na echtscheiding een proces-verbaal van opening werkzaamheden opgesteld waarin reeds een regeling werd opgenomen voor overname van het onverdeeld onroerend goed met inbegrip van de hieraan gerelateerde posten (bv. hypothecaire lening en woonstvergoeding) en de voorwaarden voor deze overname, behelst zulks niet dat partijen op een later tijdstip geen bijkomende vorderingen meer zouden kunnen stellen andere dan deze vermeld in voornoemd proces-verbaal.
Een vereffening verdeling veronderstelt ook de opmaak van vergoedingsaanspraken of verrekeningen.
Wanneer geen integrale vereffening-verdeling voorligt en partijen ook niet verklaard hebben voor het overige van elkaar niets meer te vorderen hebben en waar evenmin is bedongen dat de vereffening-verdeling is afgesloten tot slot van alle rekeningen, kunnen alsnog aanspraken geformuleerd.
Afstand van of verzaking aan rechten wordt ook niet vermoed en moet strikt geïnterpreteerd worden: deze verzaking of afstand kan alleen afgeleid worden uit feiten die niet voor een andere interpretatie vatbaar zijn.
De strikte uitlegging van afstand van recht maakt een algemeen rechtsbeginsel uit.
Een stilzwijgende afstand van een recht is mogelijk, maar de strikte uitlegging ervan betekent dat deze enkel kan afgeleid worden uit een houding of gedraging die voor geen andere interpretatie vatbaar is.
Wanneer tussen de verschillende processen-verbaal in een vereffening verdeling een zeer grote tijdspanne bestaat is dit is onverenigbaar met het toepassen van de strikte wettelijke kalenderregeling.
De wet laat uitdrukkelijk de mogelijkheid open dat partijen afwijken van de wettelijke termijnen.
Essentieel is dat de wet dit akkoord aan geen specifieke of bijzondere vorm- of andere vereisten onderwerpt.
Een expliciet of formeel akkoord wordt door de betrokken bepalingen niet vooropgesteld.
Enige redelijkheid is hierbij .
In casu werd geen laattijdigheid in het overmaken van aanspraken weerhouden.
Naar het oordeel van het Hof zou het volstrekt onredelijk zijn om, in het licht van de inhoud van de geciteerde processen-verbaal, voor te houden dat de wettelijke kalender zou gelden.
De wettelijke kalender is door partijen zelf buiten spel gezet, getuige o.a. het feit dat er nooit enige verwijzing is geweest naar de wettelijke termijnen, terwijl ook het expliciet vooropstellen van "overleg" en het inschakelen van een schatter (zonder vooropgestelde termijnen voor redactie van het schattingsverslag) haaks staat op een dwingende termijnregeling.
artikel 1218§ 1, derde lid Ger.W. bepaalt dat, bij gebrek aan een boedelbeschrijving, de partijen, voor de mededeling van hun aanspraken en van hun stukken aan de notaris-vereffenaar en aan de andere partijen, beschikken over een termijn van twee maanden te rekenen van de dag waarop de notaris-vereffenaar het afschrift van het proces-verbaal bedoeld in artikel 1214,§2, eerste lid, heeft meegedeeld. De toepassing van deze bepaling vereist dat:
de notaris-vereffenaar een proces-verbaal opstelt waarin hij opneemt dat de partijen afzien van de boedelbeschrijving en akkoord gaan over de vaststelling van de te verdelen boedel van dit proces-verbaal ook een afschrift bezorgt aan de partijen en aan hun raadslieden in de vorm bepaald in artikel 1215, § 2 Ger.W., wat inhoudt dat dit afschrift aan de partijen hetzij moet worden betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot of dient te worden verstuurd bij aangetekende brief of moet zijn overhandigd tegen gedagtekend ontvangstbewijs.
Een akkoord over de vaststelling van de boedel kan overigens niet noodzakelijk worden afgeleid uit de verdeling van de roerende (lichamelijke) goederen, mede aangezien de notie "boedel" duidelijk ruimer is dan dat.