Samenvatting
Artikel 1315, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt het volgende: "Hij die de uitvoering van een verbintenis vordert moet het bestaan daarvan bewijzen.
e-mails van de appellant en naar sms’en kunnen worden beschouwd als een buitengerechtelijke bekentenis in de zin van art. 1354 B.W.
Van een buitengerechtelijke erkenning in elektronische communicatie is sprake wanneer de schrijven van het bericht de juistheid van een tegen hem aangevoerd feit, (in casu het feit dat hij de tegen hem ingevorderde facturen verschuldigd is, erkent.
Deze buitengerechtelijke bekentenis van de appellant levert een volledig bewijs tegen hem op.
Een buitengerechtelijke bekentenis kan niet herroepen worden, tenzij men bewijst dat ze het gevolg is van dwaling (Art. 1356,in fine BW).
Het bestaan van een buitengerechtelijke bekentenis kan bewezen worden met een geschrift dat niet aan de voorwaarden van de artikels 1325-1326 voldoet.
Preview
1. De feiten De feitelijke gegevens die ten grondslag liggen aan de vordering van de geïntimeerde kunnen worden samengevat als volgt: – De appellant deed in de loop van 2016 een beroep op P.W. voor de behartiging van een strafzaak. Hij ontving daarvoor twee facturen, één op naam van de cvba Monard Law voor een bedrag van 15.064,16 EUR, de tweede op naam van de geïntimeerde voor een bedrag van 9.203,71 EUR. – De samenwerking tussen de partijen werd beëindigd in het voorjaar van 2017. – Op 30.6.2017 zond de geïntimeerde aan de appellant een ingebrekestelling om de voormelde openstaande facturen te betalen. – De facturen bleven onbetaald. 2. De voorafgaande rechtspleging 2.1. Het bestreden vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen van 18.5.2018: – verklaart de vordering van de geïntimeerde toelaatbaar en gegrond als volgt: – veroordeelt de appellant om aan de geïntimeerde 24.267,87 EUR te betalen, meer de moratoire intrest aan de wettelijke intrestvoet vanaf 30.6.2017 tot 23.2.2018 en meer de ...