samenvatting
Hoogstammige bomen moeten in beginsel op 2 meter van de scheidingslijn behoren te staan, bij gebreke waarvan de nabuur op grond van art. 36 van het Veldwetboek de rooiing ervan kunnen eisen.
De eigenaar van een boom kan evenwel op bepaalde manieren het recht kan verkrijgen om deze boom op een kortere dan de wettelijke afstand te mogen hebben, namelijk ofwel door titel ofwel door dertigjarige verjaring ofwel door bestemming van de huisvader
Dit ontslaat de eigenaar van de boom niet op te handelen als een normaal voorzichtig persoon, waardoor de aansprakelijkheid van art. 1382-1383 oud BW overeind blijft en de aansprakelijkheid kan weerhouden worden op grond van deze bepalingen indien fout kan bewezen.
Dit neemt niet weg dat ook zonder het bestaan van fout de boom hinder kan veroorzaken waaraan kan verholpen worden door de boom op passende wijze te snoeien (art. 544 oud BW- art. 3.101 (nieuw) BW).
Omdat de aansprakelijkheid op grond van de evenwichtsleer een foutloze aansprakelijkheid is, dient in dit kader geen fout bewezen maar dienen de klagers wel – opdat hun vordering zou kunnen slagen – te bewijzen: nabuurschap, de toerekenbaarheid van de voorgehouden hinder en het bovenmatig karakter daarvan, hetgeen hinder betekent die de grens van de normale ongemakken die uit het nabuurschap voortvloeien, overschrijdt.
Sinds de Kanaal- en Schoorsteenarresten d.d. 6 april 1960 (Arr.Cass. 1960, 722, Pas. 1960, I, 915, concl. P. mahaux, JT 1960, 339, noot J. De meulDer, RCJB 1960, 257, noot J. Dabin en RGAR 1960, nr. 6.557, noot R. Dalcq) heeft het Hof van Cassatie de opvatting ingeburgerd dat wanneer een nabuur door een niet-foutief handelen aan een andere nabuur een last oplegt die de normale ongemakken/ lasten elke uit het nabuurschap voortvloeien, overschrijft, deze eerstvermelde nabuur een rechtmatige en passende compensatie verschuldigd is waardoor het evenwicht wordt hersteld (“evenwichtsleer”). Het gaat hier over een foutloze, maar toerekenbare aansprakelijkheid en geen objectieve aansprakelijkheid (waar de aansprakelijkheid onvermijdelijk voortvloeit uit een bepaalde hoedanigheid, als bijvoorbeeld in art. 1384, eerste lid BW en art. 1386 BW).
Bij de invulling van de begrippen “normale” en “abnormale” ongemakken/lasten uit het nabuurschap dient volledig abstractie gemaakt van de subjectieve gesteldheid van zowel de “hinderverwekker” als van het “slachtoffer”. Een eventuele bijzondere gevoeligheid van deze laatste kan geen rol spelen op het vlak van de appreciatie of er al dan niet overlast aanwezig is en deze eventuele bijzondere gevoeligheid maakt ter zake dus geen beoordelingselement uit
Anderzijds dient benadrukt dat de sanctionering van eventuele burenhinder, slechts kan geschieden middels een passende en billijke compensatie daar er geen fout is gepleegd maar er louter een onevenwicht tussen de erven is ontstaan (dus geen volledig en integraal schadeherstel zoals ingeval van de hier niet toepasselijke hypothese van art. 1382 BW).
Anders dan bij overschrijding van de wettelijke afstand die niet vergoelijkt kan worden door verjaring of een akkoord en anders dan de aansprakelijkheid wegens schade kan de compensatie bij burenhinder niet leiden tot volledig herstel, maar slechts tot herstel ten belope van het bovenmatig karakter van de hinder (er kan enkel “vergoeding” worden toegekend voor hetgeen de grens van de normale ongemakken overschrijdt, terwijl de normale lasten die uit het nabuurschap voortvloeien niet mogen verboden worden). Op grond hiervan kan ook een vordering tot rooien op grond van de evenwichtsleer gemilderd tot een voering tot snoeien.
Hierbij kan dan wel overwogen hoe de boom eruit zag op het moment dat de nabuur-klager naast de boom is komen wonen.
Een vordering op basis van burenhinder is ook mogelijk wanneer een boom zich ingevolge dertigjarige verjaring op minder dan 2 meter van de perceelsgrens mag bevinden.
Burenhinder door bomen kan bestaan uit afvallende bladeren, afvallende zaadlobben en mogelijks ook dode takken. De boom belemmert de lichtinval op substantiële wijze. Deze hinderlijke gevolgen dienen als bovenmatig gekwalificeerd.
De rechter dient dan in concreto te oordelen op welke wijze het evenwicht passend en billijk het best worden hersteld.