Artikel 544 oud Burgerlijk Wetboek 3.50 (nieuw) BW kent aan elke eigenaar het recht toe om op een normale wijze van zijn zaak het genot te hebben.
De eigenaar van een onroerend goed die door een daad, een verzuim of eender welke gedraging het evenwicht tussen de eigendommen verbreekt door aan de naburige eigenaar een stoornis op te leggen die de normale lasten uit het nabuurschap overschrijdt, is hem een rechtmatige en passende compensatie verschuldigd die het verstoorde evenwicht herstelt.
Iemand is slechts tot compensatie van een abnormale burenhinder gehouden indien die hinder is veroorzaakt door een daad, een verzuim of een gedraging die hem kan worden toegerekend, ook al heeft hij daarbij slechts een onopzettelijke fout of zelfs geen fout heeft begaan.
Burenhinder kan veroorzaakt wordt door de poreusheid van een leiding die dient om het afvalwater af te voeren van het erf van een derde, dat aan de eiser toebehoort, net als het erf waardoor die leiding loopt.
Artikel 697 oud Burgerlijk Wetboek (3.121 (nieuw) BW) bepaalt dat degene aan wie een erfdienstbaarheid verschuldigd is, het recht heeft alle werken uit te voeren die nodig zijn voor het gebruik en het behoud van die erfdienstbaarheid.
Artikel 698 oud Burgerlijk Wetboek (3.121 (nieuw) BW ) bepaalt dat die werken te zijnen koste komen en niet ten koste van de eigenaar van het dienstbare erf, tenzij de titel van vestiging van de erfdienstbaarheid het tegendeel bepaalt.
Die bepalingen verbieden de eigenaar van het dienstbare erf niet om op dat erf alle nodige onderhoudswerken uit te voeren, op voorwaarde dat hij niets doet wat het gebruik van de erfdienstbaarheid beperkt of bemoeilijkt.
De eigenaar van het dienstbare erf die verzuimd heeft de nodige werken uit te voeren om de poreusheid van de leiding te verhelpen, is gehouden tot een vergoeding ter compensatie met het oog op het herstel van het evenwicht tussen de naburige erven.