Wanneer een werknemer een strafrechtelijke fout begaat is hij ten aanzien van de schadelijder gehouden tot vergoeding en kan de werknemer zich niet beroepen op de arbeidsovereenkomstenwet.
Artikel 18 Arbeidsovereenkomstenwet laat de exoneratie toe voor de burgerlijke aansprakelijkheid van de werknemer, maar niet voor tegen de aansprakelijkheid tot vergoeding van slachtoffers ingevolge de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van die werknemer.
Een rechtspersoon kan niet optreden bij het uitvoeren van bouwwerkzaamheden door zich te beperken voor het beheer en bestuur van de vennootschap tot administratie, boekhouding, signalisatie, binnenhalen van projecten en de “technische kant”.
Wanneer de strafrechtelijke verantwoordelijkheid niet aan de orde, bij gebrek aan vervolging door het parket...
Een verschoningsgrond kan de werknemer niet bevrijden van zijn aansprakelijkheid vermits artikel 5 Sw. geen gevolgen heeft voor de grondslag van de tegen hem ingestelde burgerlijke rechtsvordering omdat op burgerrechtelijk vlak elke fout, hoe licht ook, degene die de fout heeft begaan verplicht de schade te vergoeden die daaruit is voortgevloeid.
Wanneer de strafrechtelijke verantwoordelijkheid niet aan de orde, bij gebrek aan vervolging door het parket, houdt zulks niet in dat de verantwoordelijke rechtspersoon geen verwijt treft. Het betekent enkel dat de strafrechter geen rechtsmacht ter zake heeft.
Artikel 18 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten bepaalt dat, ingeval de werknemer bij de uitvoering van zijn overeenkomst de werkgever of derden schade berokkent, hij enkel aansprakelijk is voor zijn bedrog en zijn zware schuld en dat hij voor lichte schuld enkel aansprakelijk is als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.
Artikel 18 Wet Arbeidsovereenkomsten vereist aldus voor de aansprakelijkheid tegenover derden, dat door de werknemer een gekwalificeerde fout werd begaan, namelijk een opzettelijke fout, hetzij een zware fout, hetzij een bij hem gewoonlijk voorkomende lichte fout.
Wat de buitencontractuele aansprakelijkheid betreft, dient het begrip “bedrog” (of opzettelijke fout) in de zin van artikel 18 Wet Arbeidsovereenkomsten, in tegenstelling tot het begrip “zware fout” waarbij het element “opzet” ontbreekt, te worden geïnterpreteerd in de zin van bewuste miskenning van een rechtsnorm die een welomschreven gebod of verbod oplegt of van een algemene zorgvuldigheidsnorm.
Wanneer een buurtbewoner op een werf gaat lopen die niet afgeschermd is en hierdoor in een schacht valt begaat deze geen fout . Het gegeven dat hij al geruime tijd op de hoogte was van het bestaan van de bouwwerf doet niets af aan het gegeven dat de toegang tot de werf niet (meer) afgeschermd is en dus vrijgemaakt zodat voorbijgangers en buren vrije toegang bekwamen tot (de eerder afgesloten) werfzone. Voorbijgangers noch buren moeten vermoeden om welke reden een werf plots niet meer afgesloten is.
Beklaagde E.M. en verwezene M. zijn solidair gehouden tot betaling van de schadevergoeding zoals hierna bepaald, vermits ze beiden de fout begingen beoogd door de enig aangehouden tenlastelegging, beklaagde E.M. op strafrechtelijk vlak, verwezene M. louter op civielrechtelijk vlak. Enkel daardoor werd de hierna beoordeelde schade veroorzaakt.
De schade veroorzaakt door begrafeniskosten kan niet aanzien worden als een vervroegde uitgave, wanneer het slachtoffer jonger is dan zijn weduwe, zelfs wanneer het slachtoffer reeds 80 jaar was. Te dezen werd de volledige begrafeniskost toegekend nu blijkt dat het slachtoffer nog een kranige tachtiger was, die actief was als voorzitter van een vzw en hoofdredacteur van een tijdschrift van deze vzw.
Te dezen werd beschreven in een uitgave van dit tijdschrift na het overlijden van het slachtoffer dat het een huzarenstukje zal zijn om zijn plaats in te nemen. Bovendien stelde het hof vast dat het slachtoffer op de dag van het bewezen verklaarde feit nog met zijn wagen wilde rijden, hetgeen een indicatie is van een behoorlijke fysieke gezondheid op die leeftijd.
De louter statistische bekommernissen op basis van de tabel Schryvers wegen niet op tegen het gegeven dat niets er op wijst, gelet op de hiervoor weergegeven concrete elementen, dat het aannemelijk is dat de begrafeniskosten te dezen inderdaad louter een vervroegde uitgave in hoofde van de weduwe, burgerlijke partij, zouden betreffen, waardoor het integrale gevorderde bedrag werd toegekend.
De schade ex haerede kan bestaan uit de ‘pijnen en smarten’ geleden door het slachtoffer van een dodelijk ongeval voorafgaand zijn overlijden. De vergoeding van deze schade komt toe aan de erfgenamen van de overledene. De schadevergoeding ‘ex haerede’ is de schadevergoeding die de overledene zelf had kunnen vragen voor de pijnen en de smarten die hij geleden heeft tussen het ongeval en zijn overlijden. Wanneer niet wordt aangetoond dat het slachtoffer nog bij bewustzijn is geweest na het sinister kan het gevorderde bedrag worden afgewezen.