Overeenkomstig vaste rechtspraak is de bewaarder van een zaak diegene die voor eigen rekening gebruik maakt van de zaak, het genot ervan heeft of ze onder zich houdt met recht van leiding en toezicht.
Vruchtgebruik wordt in art. 578 oud BW omschreven als “het recht om van een zaak, waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder de verplichting om de zaak zelf in stand te houden”. Met andere woorden, de vruchtgebruiker heeft de verplichting tot onderhoud (art. 605 oud BW), behalve de grove herstellingen volgens de definitie van art. 606 oud BW.
De rechtbank beslist op onaantastbare wijze in feite wie de bewaarder is op het ogenblik van het ontstaan van de schade, voor zover het wettelijke begrip van bewaarder van de zaak niet wordt miskend.
De hoedanigheid van bewaarder kan worden afgeleid uit wettelijke verplichtingen waarbij de rechter ook in concreto nagaat wie in feite van de zaak gebruik maakt met het voor de bewaring kenmerkende recht van toezicht, leiding en controle.
De vruchtgebruiker en de naakte eigenaars bezitten onderscheiden rechten waarbij de vruchtgebruiker, overeenkomstig de bepalingen van art. 605 en 606 B.W. moet instaan voor het onderhoud van het goed en daartoe de leiding, toezicht en de controle heeft.
De naakte eigenaars hebben geen enkele wettelijke verplichting tot onderhoud en beheer van het perceel gezien de exclusieve gebruiks- en genotsrechten van de vruchtgebruiker. De beslissingsbevoegdheid tot het rooien van bomen resulteert onder de bevoegdheden van de vruchtgebruiker.
Het begrip bewaarder van een zaak is niet afhankelijk van de leeftijd van de bewaarder en evenmin is de distantie van de ligging van de zaak relevant.
Opdat de bewaarder van een zaak (te dezen een boom) aansprakelijk zou zijn voor de door eiser opgelopen schade, moet tevens bewezen zijn dat de zaak (te dezen een boom) behept was met een gebrek, d.w.z. een abnormaal kenmerk vertoonde dat van aard was in zijn normale bestemming schade te berokkenen aan derden.
Dit gebrek hoeft niet noodzakelijk intrinsiek te zijn aan de zaak.
Bij de beoordeling van het kenmerk van de zaak waardoor de schade is aangericht, dient te worden uitgegaan van een vergelijking met zaken van dezelfde soort en hetzelfde type op het ogenblik van de feiten
Toegepast op deze casus diende te worden vastgesteld dat geen der partijen melding maakte van het onderhoud (rooien of snoeien) van de bomen, welke geen statische voorwerpen zijn, doch met de jaren onderhevig zijn aan veranderingen en tevens veroudering.
De overgelegde foto’s lieten toe te besluiten tot een gebrek in de boom. De aanwezigheid van verrotting in de stam dient evidentlijk te worden beschouwd als een afwijkende gesteldheid dat een abnormaal kenmerk uitmaakt van de boom. Het uiterlijk gezonde aspect van de boom sluit het gebrek niet noodzakelijk uit.
Naakte eigenaars van een weiland dat in vruchtgebruik wordt gegeven hebben dit weiland niet onder hun bewaring en hebben geen enkele wettelijke verplichting tot onderhoud en beheer van het perceel gezien de exclusieve gebruiks-en genotsrechten van de vruchtgebruiker.
Dat de naakte eigenaars zouden nagelaten hebben erop toe te zien dat hun eigendom goed werd onderhouden en de bomen op dat perceel in goede staat bleven kan geenszins worden aangenomen.
Niets bewijst dat voor de naakte eigenaars voorzienbaar was dat de boom zich in een slechte staat bevond en zou omvallen zodat deze diende te worden gekapt.
Aan de naakte eigenaars kan geen tekortkoming of onzorgvuldigheid als bewezen worden aangewreven omdat zij niet tijdig zouden opgetreden hebben ingevolge een door hen gekend verzuim van de onderhoudsverplichtingen van de vruchtgebruikster, temeer daar de bewuste boom deel uitmaakte van een bos
Let wel, voor schadegevallen vanaf 1 januari 2025 is het boek 6 (nieuw) BW van toepassing met nieuwe begripsomschrijvingen en enkele aanpassingen: klik hier voor meer informatie.