Dat de transactionele verdeling voorafgaat aan het echtscheidingsvonnis, vormt geen struikelblok, ook al blijkt de echtscheidingsrechter de transactionele verdeling niet te hebben gehomologeerd met toepassing van de artt. 1255, § 1, derde lid
juncto 1209, §§ 1-2
juncto 1043 Ger.W.
De mogelijkheid om door de echtscheidingsrechter dan wel de familierechter in het raam van een echtscheidingsbetwisting akte te laten verlenen van akkoorden dan wel akkoorden te laten homologeren, geldt ook in geval van een aanvaarde vordering tot echtscheiding in de zin van art. 1255, § 3
juncto art. 229, §§ 2-3 BW. Die mogelijkheid bestaat, ook als het echtscheidingsvonnis (ten tijde van het akkoord/akkoordvonnis) nog niet in kracht van gewijsde is getreden.
Krachtens de artt. 2048-2049 BW zijn dadingen beperkt tot hun voorwerp, gelet op de bedoeling van de contractspartijen. Deze wetsbepalingen vormen in feite een bijzondere toepassing van de artt. 1156 en 1163 BW. Zij herhalen enerzijds dat de wil van de partijen voorrang heeft op de uitgedrukte wil (art. 2049 BW) en anderzijds dat overeenkomsten (zeker ingeval zij een afstand van recht tot voorwerp hebben) tussen de partijen restrictief moeten worden uitgelegd (art. 2048 BW).
In geval van betwisting, zoals in casu, komt het de feitenrechter toe, gelet op voormelde interpretatieregels, de draagwijdte te bepalen.
De subjectieve werkelijke partijbedoeling gaat voor op de verklaarde wil. Het past de werkelijke intentie van de partijen te achterhalen zoals die bestond op het ogenblik van de rechtshandeling. Voorts past een restrictieve interpretatie. De feitenrechter kan derhalve bezwaarlijk de draagwijdte van de dading uitbreiden tot elementen waarover de contractpartijen geen regeling hebben getroffen.