Uit artikel 2 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, hierna Genderwet, blijkt dat deze wet diverse Europese richtlijnen die de gelijke behandeling tussen vrouwen en mannen tot doel hebben, omzet.
Krachtens artikel 3 Genderwet heeft deze wet tot doel, met betrekking tot de in artikel 6 bedoelde aangelegenheden, een algemeen kader te creëren voor de bestrijding van discriminatie op grond van geslacht.
Krachtens artikel 4, § 1, Genderwet, zoals te dezen van toepassing, wordt voor de toepassing van deze wet een direct onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling of moederschap gelijkgesteld met een direct onderscheid op grond van geslacht.
Krachtens artikel 17 kunnen de bepalingen betreffende de bescherming van de zwangerschap en het moederschap niet beschouwd worden als een vorm van discriminatie, maar zijn zij een voorwaarde voor de verwezenlijking van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen.
Uit de samenhang van deze bepalingen en de wetsgeschiedenis volgt dat het begrip moederschap in voormeld artikel 4, § 1, niet het moeder zijn in het algemeen betekent, maar slechts specifiek betrekking heeft op de periode onmiddellijk na de bevalling gedurende welke de biologische gesteldheid van de vrouw en de bijzondere relatie met het kind worden beschermd.
Bijgevolg valt een probleem van kinderopvang niet onder moederschap in de zin van artikel 4, § 1, Genderwet.
Maar
De omstandigheid dat een probleem inzake kinderopvang niet onder het begrip moederschap in de zin van artikel 4, § 1 genderwet valt en een direct onderscheid op grond van een probleem inzake kinderopvang bijgevolg niet met een direct onderscheid op grond van geslacht wordt gelijkgesteld, sluit niet uit dat bij een handelwijze die op een probleem inzake kinderopvang is gesteund een indirect onderscheid op grond van geslacht wordt gemaakt dat een indirecte discriminatie vormt.