Krachtens de algemene regel vervat in de artikelen 315, 315bis en 316 WIB 1992 mag de administratie der directe belastingen aan een belastingplichtige alle boeken, bescheiden, informaticagegevens en inlichtingen vragen die noodzakelijk zijn om het bedrag van zijn belastbare inkomsten te bepalen.
Artikel 317 WIB 1992 bepaalt dat de aldus ingewonnen inlichtingen en gegevens eveneens kunnen worden ingeroepen met het oog op het belasten van derden.
Volgens artikel 322 WIB 1992 mag de administratie, wat een bepaalde belastingplichtige betreft, geschreven attesten inzamelen, derden horen, een onderzoek instellen en ( ... ) van natuurlijke of rechtspersonen, alsook van verenigingen onder rechtspersoonlijkheid alle inlichtingen vorderen die zij nodig acht om de juiste heffing van de belasting te verzekeren. Het recht om derden te horen en om een onderzoek in te stellen mag slechts worden uitgeoefend door een ambtenaar met een hogere graad dan die van controleur.
Krachtens artikel 323 WIB 1992 kan de overlegging van inlichtingen bovendien gevorderd worden slaande op elke persoon of groep van personen, zelfs niet met name aangeduid, met wie de voormelde ondervraagde persoon rechtstreeks of onrechtstreeks in betrekking zijn geweest uit hoofde van die verrichtingen of activiteiten.
Artikel 318, 1ste lid WIB 1992 voorziet een uitzondering op deze ruime bevoegdheid van de fiscus en bepaalt met name dat de administratie niet gemachtigd is om in de rekeningen, boeken en documenten van de bank-, wissel- en spaarinstellingen inlichtingen in te zamelen met het oog op het belasten van hun cliënten.
Artikel 318, 2de lid WIB 1992 bepaalt dat indien het op basis van de artikelen 315, 315bis en 316 uitgevoerd onderzoek concrete elementen aan het licht brengt die het bestaan of de voorbereiding van een mechanisme van belastingontduiking kunnen doen vermoeden, een ambtenaar met de graad van inspecteur ermee kan belast worden uit de rekeningen, boeken en documenten van de instelling inlichtingen in te winnen die het mogelijk maken het onderzoek te voltooien en de door deze cliënt verschuldigde belastingen te bepalen.
Artikel 374 WIB 1992 bepaalt dat teneinde de behandeling van het bezwaarschrift te verzekeren een ambtenaar van de administratie der directe belastingen, met een hogere graad dan die van controleur, over de bewijsmiddelen en de bevoegdheden beschikt die aan de administratie verleend zijn bij de artikelen 315 tot 319, 322 tot 330, 333 tot 336, 339 tot 341 en 346. Bovendien kan hij, in het kader van dat bezwaarschrift, van de kredietinstellingen onderworpen aan de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen alle inlichtingen vorderen waarvan zij kennis hebben en welke nuttig kunnen zijn.
De inspecteur gelast met het onderzoek van het bezwaarschrift dient zich niet te beperken tot het onderzoek van de door de belastingplichtige bijgebrachte stukken. Ook tijdens de bezwaarprocedure beschikt de administratie krachtens artikel 374 WIB 1992 over ruime onderzoeksbevoegdheden.