De rechter mag op straffe van machtsoverschrijding, over elk van de bij hem aangebrachte geschilpunten, binnen dezelfde zaak, slechts eenmaal recht spreken. Nadat hij een voor hem aanhangig gemaakt geschilpunt definitief heeft beslecht, put de rechter zijn rechtsmacht op dat punt uit en kan hij daarop niet meer terugkomen, zelfs niet als alle betrokken procespartijen hiermee akkoord zouden gaan. Dit beginsel, «uitputting van rechtsmacht» genoemd, wordt verwoord in art. 19, eerste lid Ger.W.; deze regel is van openbare orde.
Op voormeld beginsel van uitputting van rechtsmacht bestaan geen uitzonderingen. In de mate dat de betwisting door de rechter werd berecht, is deze aan hem onttrokken en kan hij niet meer op zijn beslissing terugkomen, ook niet wanneer hij zich heeft bezondigd aan een juridische denkfout of een verkeerde feitelijke beoordeling. Dergelijke misslagen kunnen alleen door een rechtsmiddel worden rechtgezet. Deze leer moet in verband worden gebracht met art. 20 Ger.W., het zgn. «gesloten» rechtsmiddelensysteem, dat een van de grondslagen is van het Belgische procesrecht.
De in de wet verankerde mogelijkheden tot verbetering van een rechterlijke uitspraak maken evenmin een uitzondering uit op het hierboven besproken beginsel van uitputting van rechtsmacht, precies omdat zij de rechter niet opnieuw (volledige) rechtsmacht over het geschil verlenen. Het is de rechter die een eerder door hem gewezen uitspraak verbetert (of bij wie alleszins een dergelijke vordering tot verbetering aanhangig is gemaakt, zoals hier het geval is) immers verboden afbreuk te doen aan het gezag van gewijsde van de in die uitspraak bevestigde rechten. De rechter heeft geen rechtsmacht om het geschil opnieuw te beoordelen.
De vordering tot verbetering mag geen middel zijn om langs omwegen afbreuk te doen aan het gezag van gewijsde van de voorheen genomen beslissing.
Het verbod om wat werkelijk is beslist te wijzigen, aan te vullen of er vaststellingen aan toe te voegen, en het verbod om bevestigde rechten uit te breiden, te beperken of te wijzigen, geldt ook, en zelfs, indien hetgeen werkelijk is beslist onlogisch of onjuist zou zijn of indien de in de beslissing bevestigde rechten onwettig zouden zijn (zie ook o.a.: Cass. 21 maart 2005, Arr.Cass. 2005, 664; Cass. 17 november 1997, Arr.Cass. 1997, 1151).
De rechter kan zijn eerder gewezen beslissing niet meer wijzigen of verfijnen en zelfs niet louter «bijschaven», omdat hij achteraf beter is ingelicht, een klaarder inzicht heeft verworven in de zaak of de stukken nog eens heeft onderzocht, met benadrukking van bepaalde passussen die hij eertijds over het hoofd zou hebben gezien.
Op grond van art. 794 Ger.W., ook in de versie zoals van kracht ten tijde van de uitspraak van het bedoelde arrest, is het de rechter enkel en alleen toegestaan om, onder bepaalde voorwaarden, de in zijn eerder gewezen uitspraak geslopen materiële vergissingen («kennelijke rekenfouten of verschrijvingen») en omissies te verbeteren. De wettelijke regeling is bedoeld voor kennelijke schrijf- en rekenfouten die voor geen redelijke twijfel vatbaar zijn en die duidelijk uit de gedingstukken blijken. Het gaat om vergissingen waarbij het voor de hand ligt wat de rechter werkelijk tot uiting wilde brengen en die voor ieder neutraal lezer op het eerste gezicht duidelijk zijn.
Verkeerde beoordelingen in feite of in rechte komen niet in aanmerking voor verbetering. Zodra een onjuistheid in een rechterlijke beslissing niet het gevolg is van een loutere tik- of rekenfout, kan alleen een rechtsmiddel dat verhelpen (zie supra de verwijzing naar art. 20 Ger.W.).
Onder het toepassingsgebied van art. 794 Ger.W. ressorteren bijgevolg drie soorten van materiële vergissingen: (1) materiële verschrijvingen; (2) misrekeningen en (3) materiële omissies.
Een materiële verschrijving is een schrijffout die kennelijk en dus manifest blijkt uit de tekst zelf van de beslissing, dan wel uit de gedingstukken of hun context. Een onjuiste beoordeling van de gegevens van de zaak is evenmin een materiële vergissing, wanneer zij diende tot grondslag van de in de beslissing bevestigde rechten. Van een materiële vergissing is alleszins geen sprake, onverminderd wat het Hof hierboven heeft geoordeeld inzake het gebrek aan belang tot rechtzetting van de (beweerde) misslag inzake het adres van zijn ex-echtgenote.
De misrekening die op grond van art. 794 Ger.W. kan worden verbeterd, is de rekenfout die betrekking heeft op (het resultaat van) een rekenkundige bewerking en die blijkt uit de intrinsieke bestanddelen van de te verbeteren beslissing. O.a. de foutieve uitkomst van een optel- of vermenigvuldigingsbewerking kan hieronder vallen, tenminste op voorwaarde dat de door de rechter in aanmerking genomen berekeningsbasis in de beslissing zelf wordt weergegeven, zodat het voor eenieder duidelijk is dat het weergegeven eindresultaat niet overeenstemt met wat de rechter werkelijk voor ogen had. Van een misrekening is evenmin sprake: een (beweerdelijk) verkeerde berekening/begroting van de bestaansmiddelen kan niet worden gekwalificeerd als «misrekening», in de zin van art. 794 Ger.W., in het bijzonder aangezien de beweerde foutieve berekening moet worden afgeleid uit de argumenten en stukken van verzoeker, maar geenszins klinkklaar blijkt op louter zicht van de passages en vermeldingen van het bedoelde arrest.