Valsheid in informatie veronderstelt de volgende constitutieve bestanddelen:
- een vermomming van de waarheid met betrekking tot gegevens in een informaticasysteem;
op één van de wijzen bij de wet bepaald;
- met een effectief veroorzaakt nadeel;
- met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden.
Gelet op de tekst van artikel 210bis van het Strafwetboek 1867, vereist de waarheidsvermomming dat de draagwijdte van de beschermde gegevens wordt veranderd. Dit artikel voorziet in vier verschillende strafbare vormen van valsheid in informatica. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de 'manipulatie' van de bedoelde data op de meest ruime wijze moet worden opgevat.
Het gebruik van een encryptiesleutel beantwoordt aan de constitutieve bestanddelen van valsheid in informatica wanneer de werkelijke inhoud van de gegevensdragers vermomd werd door gegevens die in een informaticasysteem waren opgeslagen te wijzigen middels een encryptiesleutel, met als gevolg dat de inhoud van de gegevensdragers werd verborgen en onaanwendbaar werd gemaakt voor gebruik. Dit gebeurde met het bedrieglijk opzet om zichzelf of een ander een onrechtmatig voordeel te verschaffen, namelijk het voordeel dat erin bestaat dat derden geen kennis kunnen nemen van de inhoud van de gegevensdragers en aldus kinderpornografisch materiaal te verbergen.
Een minderjarige kan niet toestemmen in een seksuele relatie vermits hij de draagwijdte hiervan niet kan inschatten. Minderjarigen moeten de kans krijgen om ongestoord, en zonder inmenging van volwassen hun eigen seksualiteit te ontdekken. De wetgeving met betrekking tot het bezit van kinderporno is ingegeven vanuit de wens om minderjarigen te beschermen. De beklaagden verliezen uit het oog dat achter elke kinderpornografische foto of video een misbruikt kind zit, of minstens een kind dat de draagwijdte van zijn handelingen niet kon inschatten en om die reden tegen zichzelf moet worden beschermd.
De misdrijven worden vandaag strafbaar gesteld door de bepalingen van artikel Art. 417/43 en volgende van het Strafwetboek. Zie ook www.elfri.be - Artikel - Kinderporno.
Let wel
Art. 170 en volgende Strafwetboek 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) geeft nieuwe definities en omschrijft het misdrijf van kinderporno thans als beelden van seksueel misbruik van minderjarigen.
Art. 170. Definitie van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen
Onder beelden van seksueel misbruik van minderjarigen moet worden begrepen:
- elk materiaal dat de visuele weergave op welke wijze dan ook behelst van een minderjarige die deelneemt aan echte of gesimuleerde expliciete seksuele gedragingen, of dat de weergave behelst van de geslachtsorganen van een minderjarige voor primair seksuele doeleinden;
- elk materiaal dat de visuele weergave op welke wijze dan ook behelst van een persoon die er als een minderjarige uitziet en die deelneemt aan echte of gesimuleerde expliciete seksuele gedragingen, of dat de weergave behelst van de geslachtsorganen van deze persoon voor primair seksuele doeleinden;
- realistische afbeeldingen die de weergave behelzen van een niet-bestaande minderjarige die deelneemt aan expliciete seksuele gedragingen, of die de weergave behelzen van de geslachtsorganen van deze minderjarige voor primair seksuele doeleinden.
Art. 171. Vervaardigen of verspreiden van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen
Vervaardigen of verspreiden van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen is het opzettelijk tentoonstellen, aanbieden, verkopen, verhuren, uitzenden, leveren, verspreiden, ter beschikking stellen, overhandigen, vervaardigen of invoeren, met welk middel ook, van beelden van seksuele misbruik van een minderjarige.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 172. Vervaardigen of verspreiden van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen in vereniging
Indien het vervaardigen of het verspreiden van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de dader de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 173. Bezitten en verwerven van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen
Bezitten en verwerven van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen is het opzettelijk bezitten of verwerven, al dan niet voor een derde, van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 174. Zich toegang verschaffen tot beelden van seksueel misbruik van minderjarigen
Zich toegang verschaffen tot beelden van seksueel misbruik van minderjarigen is het zich opzettelijk toegang verschaffen tot beelden van seksueel misbruik van minderjarigen door middel van informatie- en communicatietechnologie.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 175. Rechtvaardigingsgrond inzake het rechtens ontvangen, analyseren en overzenden van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen
Een door de Koning erkende organisatie kan rechtens meldingen die beelden van seksueel misbruik van minderjarigen zouden kunnen bevatten, ontvangen, de inhoud en de herkomst ervan analyseren en ze aan de politiediensten en gerechtelijke overheden overzenden.
Met het oog daarop voert die organisatie de haar toevertrouwde opdracht uit volgens de nadere regels bepaald door de Koning inzonderheid met betrekking tot:
- de verplichting lid te zijn van een internationale vereniging van internet hotlines ter bestrijding van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen;
- de overzending van de voormelde meldingen aan de politiediensten en gerechtelijke overheden;
- de overzending van de voormelde meldingen met betrekking tot de in het buitenland gehoste beelden, aan de voornoemde internationale vereniging;
- het toezicht op de personen belast met de ontvangst van de meldingen, met de analyse van de inhoud en van de herkomst ervan en met de overzending ervan, alsmede op die van de personen belast met de controle van die taken in de organisatie, via het laten voorleggen van een uittreksel uit het strafregister overeenkomstig artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering door deze personen en het inwinnen van inlichtingen omtrent de moraliteit van deze personen;
- de jaarlijkse overzending van een activiteitenverslag aan de minister van Justitie;
- het verbod een gegevensbank op te richten op grond van de beelden die haar werden gemeld.
De Koning bepaalt de procedure voor de toekenning en de intrekking van de erkenning.
Art. 176. Rechtvaardigingsgrond inzake het consensueel maken, bezitten en onderling delen van seksueel getinte inhoud
Er is geen misdrijf wanneer minderjarigen boven de volle leeftijd van zestien jaar met wederzijdse toestemming zelf seksueel getinte inhoud maken en deze zelf gemaakte seksueel getinte inhoud onderling delen en in bezit houden.
Wederzijdse toestemming is nodig zowel voor het maken, het bezitten en het onderling delen van deze inhoud.
Deze rechtvaardigingsgrond geldt niet indien:
- de seksueel getinte inhoud wordt getoond of verspreid aan een derde;
- een derde de seksueel getinte inhoud tracht te bekomen,
- de dader een bloedverwant of aanverwant is in de rechte opgaande lijn of een bloedverwant of aanverwant in de zijlijn tot de derde graad of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin of onverschillig welke persoon die gewoonlijk of occasioneel met de minderjarige samenwoont en die over die minderjarige gezag heeft, of;
- de daad mogelijk is gemaakt doordat de dader gebruik heeft gemaakt van een erkende positie van vertrouwen, gezag of invloed ten aanzien van de minderjarige.
Onderafdeling 4. Inhoud die bedoeld is om het plegen van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen
Art. 177. Vervaardigen of verspreiden van inhoud die bedoeld is om het plegen van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen
Vervaardigen of verspreiden van inhoud met als doel een misdrijf uit dit hoofdstuk ten nadele van een minderjarige te bevorderen, te vergemakkelijken of aan te moedigen is het tentoonstellen, aanbieden, verkopen, verhuren, uitzenden, leveren, verspreiden, ter beschikking stellen, overhandigen, vervaardigen of invoeren, met welk middel ook, van inhoud met als doel een misdrijf uit dit hoofdstuk ten nadele van een minderjarige te bevorderen, te vergemakkelijken of aan te moedigen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 178. Bezitten of verwerven van inhoud die bedoeld is om het plegen van een strafbaar feit van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen
Het bezitten of verwerven van inhoud die bedoeld is om het plegen van een strafbaar feit van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen, is het bezitten of verwerven van inhoud die bedoeld is om het plegen van een strafbaar feit van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen, te vergemakkelijken of aan te moedigen, met het oogmerk om ten nadele van een minderjarige een strafbaar feit te plegen als bedoeld in dit hoofdstuk.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 179. Zich toegang verschaffen tot inhoud die bedoeld is om het plegen van een strafbaar feit van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen
Zich toegang verschaffen tot inhoud die bedoeld is om het plegen van een strafbaar feit van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen, is het zich toegang verschaffen tot inhoud die bedoeld is om het plegen van een strafbaar feit van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige door middel van informatie- en communicatietechnologie te bevorderen, te vergemakkelijken of aan te moedigen, met het oogmerk een in dit hoofdstuk bedoeld strafbaar feit ten nadele van een minderjarige te plegen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 180. Rechtvaardigingsgrond inzake het rechtens ontvangen, analyseren en overzenden van inhoud die bedoeld is om het plegen van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen
Een door de Koning in toepassing van artikel 175 erkende organisatie kan rechtens meldingen die inhoud bedoeld om het plegen van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen zouden kunnen bevatten, ontvangen, de inhoud van die meldingen en de herkomst ervan analyseren en ze aan de politiediensten en gerechtelijke overheden overzenden.
Onderafdeling 5. Algemene bepaling
Art. 181. Verzwarende factoren
Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf bedoeld in deze afdeling houdt de rechter in het bijzonder rekening met het feit dat:
- het misdrijf werd gepleegd door een persoon met een openbare functie in het kader van de uitoefening van deze functie;
- het misdrijf werd gepleegd door een persoon die zich in een erkende positie van vertrouwen, gezag of invloed ten aanzien van de minderjarige bevindt;
- het misdrijf werd gepleegd op een minderjarige beneden de volle leeftijd van tien jaar;
- het misdrijf werd gepleegd op een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar en is voorafgegaan door een benadering van deze minderjarige vanwege de dader met het oogmerk om op een later tijdstip de in die afdeling bepaalde feiten te plegen;
- het misdrijf werd gepleegd omwille van culturele drijfveren, gewoontes, tradities, religie of de zogenaamde "eer".
Commentaar
Inhoudelijk verandert het Sw. 2024 er niets aan de strafbepalingen m.b.t. kinderpornografie in het Sw. 1867. De geviseerde misdrijven worden evenwel geherbergd in een afzonderlijk artikel met een afzonderlijke benaming.
M.b.t. het misdrijf van het vervaardigen of het verspreiden van kinderpornografisch materiaal worden dezelfde modus operandi geciteerd. De notie “doet invoeren” wordt evenwel weggelaten gelet op de nieuwe definitie van daderschap en deelneming die dit overkoepelt.
Ook start het Sw. 2024 het met een definitie van het begrip “kinderpornografisch materiaal” (i.t.t. het artikel 383bis Sw. 1867 waar deze omschrijving op het einde gebeurt).
De definitie van het Sw. 1867 wordt behouden gelet op de recente wet van 31 mei 2016 tot verdere uitvoering van de Europese verplichtingen op het vlak van seksuele uitbuiting van kinderen, kinderpornografie, mensenhandel en hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf.
Het vervaardigen of het verspreiden van kinderpornografisch materiaal wordt bestraft met een straf van niveau 3. Dit betreft de vertaling van artikel 383bis § 1 Sw.1867. Samenloop met andere seksuele misdrijven (zoals verkrachting en aantasting van de seksuele integriteit) blijft uiteraard mogelijk. Voor het misdrijf bezit en verwerven van kinderpornografisch materiaal en het zich toegang verschaffen tot kinderpornografisch materiaal (cf. art. 383bis, § 2, Sw. 1867) wordt geopteerd voor een straf van niveau 2.
Er wordt onder de gelding van het Sw. 1867 een maximumgevangenisstraf van een jaar voorzien. Men had dus kunnen beargumenteren dat voor niveau 1 moest worden geopteerd in het Sw. 2024. Omwille van de coherentie met de andere strafbepalingen werd in het Sw. 2024 het niveau 2 naar voren geschoven.
Na aanneming van verzachtende omstandigheden kan worden gedaald naar niveau 1. Het artikel 383bis/1 Sw. 1867 blijft behouden met expliciete toevoeging dat het om een rechtvaardigingsgrond gaat.
Gemeenschappelijk aan de afdeling wordt er voorzien in een aantal verzwarende omstandigheden. Hierbij wordt zowel rekening gehouden met de coherentie t.a.v. de andere afdelingen als met de bestaande verzwarende omstandigheden. De rechter zal rekening moeten houden met het feit dat het misdrijf werd gepleegd vanuit een discriminerende drijfveer, dat het misdrijf werd gepleegd door een persoon met een openbare functie in het kader van de uitoefening van deze functie, dat het misdrijf werd gepleegd door een persoon die zich in een gezags- of vertrouwenspositie bevindt ten opzichte van het slachtoffer, dat het misdrijf werd gepleegd op een minderjarige beneden de volle leeftijd van tien jaar, dat het misdrijf een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid heeft van en leidend persoon of niet en dat het misdrijf werd gepleegd op een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar en is voorafgegaan door een benadering van deze minderjarige vanwege de dader met het oogmerk op een later tijdstip de in deze afdeling bepaalde feiten te plegen.