Er bestaat geen recht op kraken. Er bestaat ook geen praetoriaanse rechtsfiguur in die zin.
Er bestaat geen enkele wettelijke of conventionele grondslag om een bezetter van een pand een - zelfs tijdelijk - gebruiksrecht toe te kennen. En ook op dat punt bestaat geen enkele praetoriaanse rechtsfiguur.
Beschouwingen omtrent de privatisering en vermarkting, de stadsliefde en het recht van de Gentenaars om de stad mee richting te geven, zijn van louter ideologische aard. Het is evenwel niet aan de rechtbank om een mening te geven over die ideologische beschouwingen of een politieke visie. Wèl is het de taak van de rechter om democratisch tot stand gekomen regelgeving toe te passen en te waken over de handhaving daarvan.
Het staat eenieder evident vrij te denken wat hij of zij wil en dit vonnis bekritiseert geen enkele maatschappelijke visie. Het staat echter niemand vrij om aan eigenrichting te doen. De democratisch tot stand gekomen regelgeving geldt voor iedereen, ook voor verweerders en de vrijwillig tussenkomende partij. Indien zij hun ideologie omgezet willen zien in regelgeving, kunnen zij zich politiek verkiesbaar stellen, iets wat kenmerkend is voor een democratische rechtstaat. Hun handelen manu militari staat echter volledig haaks op elk democratisch principe. Hetzelfde geldt wat betreft het Gentse woonbeleid. Willen verweerders een «vinger in de pap», dan kunnen ze zich verkiesbaar stellen om deel te hebben aan het gemeentelijk bestuur.
Het is niet aan krakers om het sociaal huisvestingsbeleid - dat strikt geregeld is in de codex Wonen 2021 - naar eigen inzichten te hinderen. Het sociaal huisvestingsbeleid is een taak van de overheid. De controle daarvan én de controle van de woningkwaliteitsnormen is een taak van de uitvoerende en van de rechterlijke macht. Het is niet aan elke particulier om zich daarin te mengen.
De vrederechter kan geen vrijgeleide geven om een voortdurend misdrijf te begaan. Ook dat strijdt met elk elementair principe van de democratische rechtstaat, over de handhaving waarvan rechters moeten waken.
Artikel 1344decies Ger.W. bepaalt dat, in geval van uithuiszetting bedoeld in artikel 1344novies, § 1, de rechter bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de uithuiszetting plaatsgrijpt vanaf de achtste dag volgend op de betekening van het vonnis, tenzij de rechter bij een met redenen omklede beslissing bepaalt dat, wegens uitzonderlijke, ernstige omstandigheden, onder meer de mogelijkheden van de persoon die zonder recht of titel een plaats betrekt om opnieuw gehuisvest te worden in dusdanige omstandigheden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de eenheid, de financiële middelen en de behoeften van het gezin en dit in het bijzonder gedurende de winterperiode, een langere termijn verantwoord blijkt.
In dit geval stelt de rechter, rekening houdend met de belangen van de partijen en onder de voorwaarden die hij bepaalt, de termijn vast gedurende welke de uithuiszetting niet kan worden uitgevoerd. Wanneer de titel of het recht toebehoort aan een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon, mag deze termijn niet meer dan één maand bedragen. Wanneer de titel of het recht toebehoort aan een publiekrechtelijke rechtspersoon, mag deze termijn niet meer dan zes maanden bedragen. Ingeval de vordering is ingesteld bij eenzijdig verzoekschrift kan er betekend worden bij middel van aanplakking aan de gevel van het pand dat zonder recht of titel werd bezet.