Overeenkomstig artikel 678 BW mag men op het besloten erf of niet besloten erf van zijn nabuur geen rechtstreekse uitzichten of uitzicht gevende vensters, noch balkons of andere soortgelijke vooruitspringende werken hebben, tenzij er een afstand van negentien decimeter is tussen de muur waar men die maakt, en het erf.
Abnormale hinder in de zin van art. 544 BW (thans art. 3.101 NBW) kan bestaan uit de dichte nabijheid van het naburig pand dat zich op minder dan drie meter van de perceelsgrens bevindt. Hierdoor is er een verhoogde inkijk via de ramen in de zijgevel op de eigendom van de nabuur.
Deze abnormale burenhinder wordt veroorzaakt door een daad, ook als deze niet-foutief is, nl. het oprichten van het betreffende gebouw.
Er is bijgevolg sprake van bovenmatige burenhinder in de zin van artikel 544 BW (thans art. 3.101 NBW) .
Het oorzakelijk verband tussen de inbreuk op artikel 678 BW en de abnormale burenhinder enerzijds en de gevorderde schade anderzijds wordt niet doorbroken door een beweerde fout bestaande uit het passief blijven tot de voltooiing van de ruwbouw.
Evenmin kan uit een houding nl. door niet in kort geding het stilleggen van de werken te vorderen, afgeleid worden dat zij afstand heeft gedaan van haar rechten overeenkomstig de artikelen 1382 en 544BW.
Wanneer enkel een inbreuk op artikel 678 BW en abnormale burenhinder in de vorm van verhoogde inkijk bewezen zijn, kan de rechter niet ingegaan op de vordering tot afbraak van het opgerichte bouwwerk. Een dergelijke vordering vormt rechtsmisbruik in hoofde van de geïntimeerde.
Een inbreuk op artikel 678 BW wordt passend ondervangen door de verplichting de ramen te voorzien van een systeem dat deze niet volledig kunnen geopend worden maar enkel nog in kipstand kunnen geplaatst worden en door deze van een ondoorzichtelijke folie te voorzien.
De vastgestelde abnormale burenhinder, bestaande uit een verhoogde inkijk, wordt passend gecompenseerd door deze maatregelen.
Deze maatregelen kunnen opgelegd onder verbeurte van een dwangsom.
Het bestaan van minderwaarde te dezen is niet bewezen. De inbreuk op artikel 678 BW en de abnormale burenhinder wordt ondervangen door de hoger opgelegde maatregelen.
Morele schade veroorzaakt door een aanslepende procedures, kan niet toegekend wanneer geen bewijs wordt geleverd dat dit lang aanslepen te wijten is aan het foutieve gedrag van de wederpartij.