Om erkend te worden en te blijven als boekhouder of als boekhouder-fiscalist, moet deze instaan, voor de uitvoering van de professionele opdrachten die hij vervult en zijn burgerlijke beroepsaansprakelijkheid verzekeren door een verzekeringsovereenkomst goedgekeurd door de Nationale Raad van het Beroepsinstituut.
Het is een boekhouder verboden, zich aan deze aansprakelijkheid te onttrekken, zelfs gedeeltelijk, door een bijzondere overeenkomst in geval van een fout gepleegd met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden.
Telkens als een boekhoudopdracht wordt gegeven aan een door het instituut erkende rechtspersoon, moet die onder haar vennoten, zaakvoerders of bestuurders een door het instituut erkende vertegenwoordiger-natuurlijke persoon aanduiden die instaat voor de uitvoering van de opdracht in naam en voor rekening van deze vennootschap.
Voor die vertegenwoordiger gelden dezelfde voorwaarden en dezelfde tuchtrechtelijke aansprakelijkheid als wanneer hij die opdracht in eigen naam en voor eigen rekening zou vervullen.
Een exoneratiebeding in een overeenkomst met een boekhouder zou dus theoretisch de boekhouder kunnen vrijstellen van aansprakelijkheid in geval van nalatigheid, hetgeen zelfs niet in strijd zou zijn met art. 50, § 1 van de wet van 22 april 1999. Dit artikel verbiedt immers enkel de vrijstelling van aansprakelijkheid in geval van een fout gepleegd met bedrieglijk opzet.
Maar bij een beoordeling van de rechtsgeldigheid vaneen exoneratieclausule rijst de vraag rijst evenwel of deze clausule ook geldig is in het kader van het gemene recht.
Een contractspartij kan zich exonereren voor haar eigen zware fout.
In die omstandigheden moet er geoordeeld worden dat een contractspartij zich a fortiori principieel kan exonereren voor haar nalatigheid.
Dit is evenwel anders indien het exoneratiebeding aan de overeenkomst iedere zin of betekenis ontneemt omdat het betrekking heeft op een verbintenis die een wezenlijke prestatie van de overeenkomst vormt.
Indien een dergelijk beding toegelaten zou zijn, zou een erkend boekhouder bijvoorbeeld bij het indienen van een belastingaangifte kunnen aanvoeren dat hij door de enkele indiening van de aangifte zijn verplichtingen is nagekomen, maar dat hij voor eventuele fouten die te wijten zijn aan zijn nalatigheid, geen enkele aansprakelijkheid kan dragen. Dit gaat niet op en zou ieder vertrouwen van de klanten in erkende beroepsbeoefenaren ontnemen.
Een boekhouder moet bij het opstellen van een exoneratiebeding erover moet waken dat die beperking geen zuivere en eenvoudige vrijstelling van aansprakelijkheid wordt
Niets belet dat de aansprakelijkheid beperkt wordt tot het bedrag dat gedekt is door de beroepsaansprakelijkheidsverzekering of tot een plafond gelijk aan x maal het ereloon of tot een forfaitair bedrag.
Weliswaar kan de verplichting van de boekhouder aanzien worden als "slechts" een inspanningsverbintenis om het cijfermateriaal zo goed mogelijk te verwerken.
Dit behelst en laat de rechtbank toe of de boekhouder zich van deze inspanningsverbintenis heeft gekweten zoals van een normaal en zorgvuldig boekhouder mag worden verwacht.
Het foutief ingeven van gegevens voldoet niet aan de inspanningsverbintenis van de boekhouder die beroepsfouten uitmaken aan de zijde de boekhouder en dus een contractuele wanprestatie zijn.
De boekhouder die de belastingaangifte indient, neemt hiermee en hierdoor de juridische verantwoordelijkheid op zich om deze zo correct mogelijk in te vullen.
Indien een boekhouder hierbij zijn opdracht wenst te beperken tot het louter materiële werk van het ingeven van cijfers die zouden opgesteld zijn door de vorige boekhouder van de klant, dan zal de boekhouder hier uitdrukkelijk op moeten wijzen.
De aansprakelijkheid van de boekhouder verdwijnt niet doordat een algemene vergadering van de klant de door de boekhouder opgestelde jaarrekening heeft goedgekeurd. Hieruit kunnen enkel bepaalde gevolgen afgeleid worden voor o.m. de wijze waarop de aandeelhouders de winst hebben willen bestemmen.
De aandeelhouders mogen er evenwel van uitgaan dat de boekhouder van de vennootschap de boekhoudkundige gegevens op een correcte wijze verwerkt heeft. Er anders over oordelen zou betekenen dat zij vooraleer de jaarrekening goed te keuren, deze eerst nog eens zouden moeten laten nazien door een andere boekhouder ...
De vergelijking kan worden gemaakt met een advocaat die zijn ontwerp van conclusie ter goedkeuring voorlegt aan zijn cliënt. Door de goedkeuring van het ontwerp bevestigt de cliënt dat de feitelijke uiteenzetting in deze conclusie correct is. Het blijft evenwel de taak van de advocaat als specialist om alle nuttige juridische argumenten in te roepen die de stelling van zijn cliënt kunnen ondersteunen.