De persoon wiens zaak door een onrechtmatige daad is beschadigd, heeft recht op herstel van zijn vermogen door het herstel van de zaak in de staat waarin zij zich voor die daad bevond. In de regel heeft de benadeelde recht op integrale schadevergoeding en dus op op het volledige bedrag dat nodig is om de beschadigde zaak te laten herstellen, zonder dat dit bedrag verminderd mag worden wegens de vetusteit van de beschadigde zaak.
In dit arrest gewezen in voltallige kamer heeft het Hof van Cassatie de discussie met betrekking tot vetusteit duidelijk afgelijnd waarbij het Hof terugkomt op eerdere uitspraken van 2016 en 2018.
Ingevolge dit arrest wordt afgelijnd dat de schadelijder recht heeft op integrale schadevergoeding zonder aftrek wegens vetusteit. De schadelijder heeft derhalve recht op op vergoeding van de nieuwwaarde. Het recht op vergoeding in nieuwwaarde geldt voor het gemene aansprakelijkheidsrecht, voor alle vormen van zaakschade, zowel contractueel als of buitencontractueel, roerend of onroerend, behorend tot het openbaar domein of daarbuiten.
Dit betekent echter niet dat helemaal geen rekening kan gehouden worden met veroudering. Wanneer een voorwerp of een goed kan vervangen worden door een gelijkaardig goed (of onderdeel) met een gelijkaardige slijtage, kan geen aanspraak gemaakt worden op een nieuw goed of een nieuw onderdeel.
Het arrest laat wel een zekere marge tot gematigdheid door te stellen dat “in de regel” geen aftrek wegens vetusteit mag gebeuren. Aldus laat het arrest van 17 september 2020 wettelijke of conventionele afwijkingen mogelijk en laat het de rechter de gelegenheid om exuberantie, onredelijkheid en manifeste onevenredigheid toch mee in beschouwing te nemen, dan wel rechtsmisbruik tegen te gaan. Bovendien laat deze rechtspraak de rechter nog steeds toe rekening te houden met de voordeelsterekening. In dit geval kan vetusteit indirect toch meespelen wanneer kan aangetoond dat de vergoeding van de schade een voordeel voor de schadelijder oplevert, die zou kunnen bestaan uit een kostenbesparing.
Degene die door zijn schuld aan een ander schade berokkent is verplicht deze integraal te vergoeden, wat impliceert dat de benadeelde teruggeplaatst wordt in de toestand waarin hij zich zou hebben bevonden indien de daad waarover hij zich beklaagt, niet was gesteld (maar ook niet meer dan dat). Bij de bepaling van de vergoeding wordt dus principieel rekening gehouden met vetusteit.
Wanneer een schadelijder van materiële schade of zaakschade zich geen gelijkaardige zaak met eenzelfde graad van vetusteit kan aanschaffen heeft het slachtoffer recht op een vergoeding bepaald op grond van de nieuwwaarde van de beschadigde zaak.
De persoon wiens zaak door een onrechtmatige daad is beschadigd, heeft recht op herstel van zijn vermogen door het herstel van de zaak in de staat waarin zij zich vór die daad bevond. In de regel heeft de benadeelde recht op het bedrag dat nodig is om de beschadigde zaak te laten herstellen, zonder dat dit bedrag verminderd mag worden wegens de vetusteit van de beschadigde zaak.
Ondersteunende cassatierechtspraak:
Cass. 19 december 2013, AR F.12.0079.N, AC 2013, nr. 695.
Cass. 25 mei 2012, AR C.11.0494.F, AC 2012, nr. 340;
Cass. 18 november 2011, AR C.09.0521.F, AC 2011, nr. 625.
Let wel het boek 6 van het (nieuw) BW (toepasselijk voor feiten vanaf 1 januari 2025) heeft het begrip zaakschade gecodificeerd als volgt:
Art. 6.38 (nieuw) BW Zaakschade
In geval van beschadiging van een zaak heeft de benadeelde recht op vergoeding van de kosten van het herstel ervan. Indien deze kosten hoger zijn dan de kosten van vervanging van de zaak door een zaak met dezelfde kenmerken, is de vergoeding beperkt tot het bedrag van deze laatste. De benadeelde heeft ook recht op vergoeding van de eventuele waardevermindering van de zaak na het herstel ervan.
In geval van tenietgaan van de zaak of wanneer het herstel ervan niet mogelijk is, heeft de benadeelde recht op vergoeding van de kosten die nodig zijn voor vervanging van de zaak door een zaak met dezelfde kenmerken die dezelfde functies vervult.
COMMENTAAR
Zaakschade (Art. 6.38.(nieuw) BW)
Zaakschade kan bestaan uit de beschadiging of het verlies van een zaak. Deze schade kan hersteld worden in natura.
Dit betekent dat de zaak in ongewijzigde toestand wordt teruggegeven of effectief wordt hersteld door de aansprakelijke of op zijn kosten. Dit wordt geregeld bij artikel 6.33 (nieuw) BW. Indien teruggave of herstel niet mogelijk is, kan de benadeelde aanspraak maken op een schadeloosstelling bij equivalent.
In dat geval dient de vergoeding voor het herstel of de vervanging bepaald te worden, wat het voorwerp is van artikel 6.38 (nieuw) BW . Wanneer de beschadigde zaak kan hersteld worden, heeft de benadeelde op grond van artikel 6.38, § 1 (nieuw) BW , recht op vergoeding van de herstelkosten.
De vergoeding is evenwel beperkt tot het bedrag van vervanging van de zaak door een zaak met dezelfde kenmerken indien de herstelkosten hoger zijn dan dat bedrag. Naast vergoeding van de herstelkosten, kan de benadeelde eveneens aanspraak maken op vergoeding voor de waardevermindering van de zaak indien het herstel de zaak niet kan terugplaatsen in de toestand waarin deze zich zou bevonden hebben zonder de fout.
De regel geldend onder het nieuw BW sluit aan bij het arrest van het Hof van Cassatie 17 september 2020 waarbij het Hof van Cassatie oordeelde: “In de regel kan de benadeelde bijgevolg het bedrag vorderen dat nodig is om de zaak te doen herstellen, zonder dat dit bedrag kan worden verminderd wegens vetusteit van de beschadigde zaak” (Cass. 17 september 2020, C.180.294.F-C.180.611.F).
Bij de bepaling van de kosten voor het herstel van de beschadigde zaak wordt dus geen rekening gehouden met de vetusteit.
Artikel 6.38, bepaalt het bedrag van de schadevergoeding wanneer de zaak is tenietgegaan of herstel ervan niet mogelijk is. In dat geval heeft de benadeelde recht op het bedrag dat nodig is voor vervanging van de zaak door een zaak met dezelfde kenmerken, tenzij het bedrag voor de vervanging kennelijk onredelijk is.
De schadevergoeding wordt dus in de regel bepaald op de vervangingswaarde van de vernielde zaak, dit is de som die nodig is om zich een gelijkwaardige zaak aan te schaffen. Het Hof van Cassatie oordeelde reeds herhaaldelijk dat bij vernieling van de zaak de benadeelde recht heeft op de vervangingswaarde en deze waarde wordt bepaald op het bedrag dat nodig is om zich een gelijkaardige zaak aan te schaffen (Cass. 11 mei 2000, AC 2000, 885; Cass. 13 mei 1997, AC 1997, 554; Cass. 16 april 1999, RW 2002-03, 597; Cass. 13 april 1988, AC 1987-88, 1016).
Bij de bepaling van de vergoeding met oog op vervanging moet bijgevolg rekening gehouden worden met de vetusteit (anders dan bij herstelling).
Samengevat:
- voor de vergoeding bij herstel wordt gen rekening gehouden met vetusteit
- voor de vergoeding bij vervanging van een zaak die is tenietgegaan en niet meer herstelbaar is, wordt wel rekening gehouden met vetusteit (mits een zaak met zelfde vetusteit op de markt kan worden gevonden: vb. tweedehandswagen).
Dat bij vernieling van de zaak de vervangingswaarde moet bepaald worden rekening houdende met de kenmerken van de vernielde zaak, blijkt ook uit de arresten van 2016 en 2018 waarbij het Hof van Cassatie oordeelde dat de vervangingswaarde gelijk is aan de werkelijke waarde van de vernielde zaak (Cass. 11 februari 2016, NJW 2016, 545, noot, RGAR 2018, nr. 15.466, noot, RW 2016-17, 896, TBBR 2017, 183, noot, TBO 2016, 437, T.Verz. 2017, 190, VAV 2016, 29; Cass. 5 oktober 2018, RGAR 2019, nr. 15.570, noot, RW 2019-20, 579, noot, VAV 2018, 47, noot).
Volgens deze rechtspraak dient de schadevergoeding dus bepaald te worden op basis van de werkelijke waarde, dit wil zeggen het bedrag dat de benadeelde in staat moet stellen zich een gelijkaardige zaak van dezelfde ouderdom aan te schaffen.
Bovendien kan de bepaling van de vervangingswaarde leiden tot een disproportionele schadevergoeding (bijvoorbeeld bij elektronische toestellen zoals gsm’s of computers) of de zaak kan zich op het ogenblik van het schadegeval in een belabberde toestand bevinden, te wijten aan een gebrek aan onderhoud door de benadeelde. In die gevallen kan dus een manifeste onevenredigheid ontstaan tussen het verlies van de benadeelde en de vergoeding die de aansprakelijke verschuldigd is. In dat geval kan de rechter op grond van de vaststelling dat het bedrag voor de vervanging van de zaak kennelijk onredelijk is, de vergoeding herleiden.