Het subrogatoir vorderingsrecht kan door de verzekeraar eigen schade enkel worden uitgeoefend tegen een aansprakelijke derde en niet tegen de verzekerde zelf. Om uit te maken of iemand in het raam van een «eigen schade»-verzekering al dan niet de hoedanigheid heeft van verzekerde, dienen de contractuele verzekeringsvoorwaarden te worden ontleed.
Wanneer de algemene verzekeringsvoorwaarden van de omniumverzekeringspolis bepalen dat als verzekerde wordt beschouwd, de eigenaar van het verzekerde motorrijtuig en/of voorwerp vermeld in het polisblad alsmede de rechtmatig gemachtigde houder-bezitter-bestuurder, impliceert dit dat een bestuurder die rijdt in naam en voor rekening van de eigenaar van het verzekerde voertuig, m.a.w. daartoe rechtmatig gemachtigd is en daarvoor de toestemming heeft, als verzekerde dient te worden beschouwd. A contrario betekent dit dat wie buiten deze context het verzekerde voertuig bestuurt, geen verzekerde is maar een derde.
Wie medeweten van zijn werkgever, laat staan met diens goedkeuring of machtiging, een voertuig bestuurt (en dan nog in een toestand van opperste opwinding en woede en hierbij op totaal onverklaarbare wijze in aanrijding met de wegsignalisatie komt en dan nog vluchtmisdrijf pleegt) kan zich niet voordoen als «gemachtigde houder» of «gemachtigde bestuurder».
Dergelijke feiten spelen zich af buiten elke sfeer van de uitvoering van een arbeidsovereenkomst. En zelfs al zou er nog een uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming geweest zijn van de werkgever om de het voertuig te gebruiken voor privéverplaatsingen, dan kan niet worden aangenomen dat dergelijke feiten, waaraan verweerder zich schuldig heeft gemaakt, kaderen binnen die toestemming. Minstens zou moeten worden besloten dat verweerder het vertrouwen van zijn werkgever ernstig heeft geschonden, in elk geval in die mate dat er geenszins nog kan worden gesproken van een «gemachtigde houder of bestuurder van het voertuig».
Een verzekeraar eigen schade, die gesubrogeerd is in de rechten van zijn verzekerde (art. 41 Wet Landverzekeringsovereenkomst), kan zijn uitgaven terugvorderen, net zoals zijn verzekerde dat had gekund, ten laste van de aansprakelijke derde. Deze verhaalsmogelijkheid wordt trouwens uitdrukkelijk in de verzekeringsovereenkomst bedongen (art. 4, laatste lid, algemene verzekeringsvoorwaarden waarin staat: «... ongeacht elke regresmogelijkheid van de verzekeraars lastens de nalatige en/of schuldige derden-aansprakelijken»).
Binnen de context van het geschetste gebeuren is verweerder wel degelijk te beschouwen als een aansprakelijke derde in de zin van art. 1382 BW en art. 41 Wet Landverzekeringsovereenkomst, ten aanzien van wie eiseres verhaal kan uitoefenen voor haar uitgaven als omniumverzekeraar.