Wettelijke bron:
art. 8, tweede lid van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, dat het Hof bevoegd maakt om de gevolgen van de vernietigingsarresten in de tijd aan te passen (Parl.St. Senaat 1995-96, nr. 1-321/2, p. 7). Zij wordt gemotiveerd door de zorg om de rechtszekerheid te vrijwaren door te voorkomen dat ingevolge de vernietiging “bestaande rechtstoestanden [worden aangetast]” (ibid.; zie ook: Parl.St. Kamer 1995-96, nr. 644/4, p. 3).
Tijdens de parlementaire voorbereiding diende de minister een nota in, waarin is gesteld:
“De mogelijkheid om bij wege van een algemene beschikking aan te geven welke gevolgen van de vernietigde bepalingen als definitief rechtsgeldig moeten worden beschouwd of voorlopig als zodanig gehandhaafd blijven, kan alleen maar op verordeningsbepalingen slaan. De verplichting om dit via een algemene beschikking te doen, sluit iedere mogelijkheid uit om een uitspraak te doen over individuele handelingen in se.
“Wanneer de Raad van State evenwel beslist dat de vernietiging van de verordeningsbepaling geen terugwerkende kracht heeft, blijft het geheel van de individuele handelingen, gesteld in uitvoering van die verordeningsbepaling, hoe dan ook toch gehandhaafd” (Parl.St. Kamer 1995-96, nr. 644/4, p. 6-7).
B.4. Volgens de Raad van State strekt de mogelijkheid die hem door de wetgever is toegekend, ertoe het strikte karakter van de nietigverklaring te matigen en moet die met wijsheid en omzichtigheid worden gehanteerd wanneer vaststaat dat de nietigverklaring zonder meer van het bestreden besluit zeer zware gevolgen zou hebben op het stuk van de rechtszekerheid (RvS 21 november 2001, Belgische Staat, nr. 100.963; RvS 30 oktober 2006, Somja et al., nr. 164.258; RvS 8 november 2006, Belgische beroepsvereniging der geneesheren specialisten in nucleaire geneeskunde et al., nr. 164.522). Dit is niet het geval wanneer de door de tegenpartij aangevoerde aantasting van de rechtszekerheid inherent is aan de nietigverklaring van elke onwettige reglementaire bepaling (RvS 3 november 2004, Belgische beroepsvereniging der geneesheren specialisten in nucleaire geneeskunde, nr. 136.961).
De handhaving van de gevolgen van de nietig verklaarde verordening heeft volgens de Raad van State tot gevolg dat de handelingen die op basis daarvan zijn aangenomen, niet kunnen worden geacht geen wettelijke grondslag te hebben (RvS 10 september 1998, Stad Waver, nr. 75.712; RvS 8 maart 2001, Evrard, nr. 93.800).
De Raad van State oordeelt overigens: “dat wanneer de Raad van State beslist de gevolgen van een vernietigingsarrest uit te stellen op basis van art. 14ter van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, hij zich “bij wege van algemene beschikking” uitspreekt voor de voorlopige handhaving van de gevolgen van de hele vernietigde handeling of van een deel ervan; dat de wetgever, door te stellen dat de Raad van State, wanneer hij beslist het voornoemde art. 14ter toe te passen, uitspraak doet “bij wege van algemene beschikking” onmiskenbaar een gelding erga omnes heeft willen toekennen aan de beslissing van de Raad van State waarbij deze beveelt dat een onregelmatige verordening rechtsgevolgen kan hebben; dat zo’n rechterlijke beslissing, genomen ter wille van de rechtszekerheid, aan de kwestieuze verordening tijdelijk geldigheid verleent en de uitoefening van de sanctie van niet-toepassing opschort voor de uitvoeringsmaatregelen die genomen zijn tijdens de periode gedurende welke die gevolgen gehandhaafd worden; dat zo’n tijdelijke opschorting van de sanctie van niet-toepassing niet in strijd is met art. 159 van de Grondwet, aangezien die bepaling enkel slaat op verordeningen of besluiten, en niet toegepast kan worden op handelingen waaraan een tijdelijke juridische waarde is toegekend door het dictum van een arrest van de Raad van State, dat geldt als algemene beschikking; dat de omstandigheid dat verzoeker geen partij was bij de procedure die geleid heeft tot het arrest van 22 september 2006, niets afdoet aan het gezag van gewijsde erga omnes van die beslissing” (RvS 18 december 2008, Debie, nr. 199.085).
Volgens de Raad van State zou het aanwenden van art. 14ter van de gecoördineerde wetten dus tot gevolg hebben dat aan de betrokken handeling een tijdelijke juridische waarde is toegekend door het beschikkend gedeelte van een arrest van de Raad van State waarbij de gevolgen van de vernietigde verordening worden gehandhaafd.
Hoewel het in de regel aan de justitiële en administratieve rechtscolleges staat de door hen toegepaste wetskrachtige normen te interpreteren, dient het Hof daarentegen de normen te interpreteren ten aanzien waarvan het wordt verzocht zijn toetsing uit te voeren, te dezen art. 159 van de Grondwet, gelezen in samenhang met art. 10, 11 en 13 ervan.
Afwijkend van de retroactieve werking van een vernietigingsarrest heeft art. 8, tweede lid van de bijzondere wet van 6 januari 1989 tot gevolg dat de vernietigde verordening, waarvan de gevolgen volledig of gedeeltelijk zijn gehandhaafd, niet verdwijnt uit de rechtsorde en bijgevolg een verordening blijft.