Artikel 32decies, § 2, eerste lid van de wet welzijn werknemers bepaalt:
“Op verzoek van de persoon die verklaart het voorwerp te zijn van feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk of van de organisaties en instellingen bedoeld in artikel 32duodecies stelt de voorzitter van de arbeidsrechtbank het bestaan vast van deze feiten en beveelt hij aan de dader de staking ervan, binnen de door hem vastgestelde termijn, zelfs indien deze feiten onder het strafrecht vallen.”
Deze procedure is een vordering tot staken en wordt behandeld zoals in kort geding voor de voorzitter van de arbeidsrechtbank.
Naast de mogelijkheid om een vordering tot staken in te leiden, die tot doel heeft een einde te stellen aan geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, geeft artikel 32decies, § 1/1 aan onder andere het slachtoffer van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, de mogelijkheid om voor de arbeidsrechtbank een vordering tot schadevergoeding in te stellen en aldus herstel te bekomen van de materiële en morele schade wegens geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk.
Deze procedure wordt gevoerd als een normale procedure voor de arbeidsrechtbank
De stakingsrechter kan zich niet ertoe beperken het bestaan van pesterijen vast te stellen, zonder de staking ervan te bevelen.
Hierbij kan nuttig verwezen worden naar de zeer gelijkaardige bepaling van het vroegere artikel 95 wet handelspraktijken met toepassing waarvan de voorzitter van de rechtbank van koophandel het bestaan vaststelt van een zelfs onder het strafrecht vallende daad die een inbreuk op de bepalingen van die wet uitmaakt en er de staking van beveelt.
Geoordeeld werd dat deze wettelijke bepaling voor gevolg heeft dat de stakingsrechter in de regel het bestaan van een inbreuk niet kan vaststellen zonder vervolgens de staking ervan te bevelen.
Analoog kan de voorzitter van de arbeidsrechtbank in de regel niet het bestaan van pesterijen vaststellen zonder vervolgens de staking ervan te bevelen.
Het vroegere artikel 95 wet handelspraktijken sluit ook niet uit dat de stakingsrechter vaststelt dat een bepaalde daad een inbreuk vormt op de eerlijke handelspraktijken, en vervolgens deze daad niet als dusdanig verbiedt omdat zij door het verloop van de tijd volledig voltrokken is maar de staking beveelt van de onrechtmatige praktijken die eraan ten grondslag liggen, dit teneinde herhaling te voorkomen.
Analoog is het arbeidshof van oordeel dat de voorzitter van de arbeidsrechtbank het bestaan van pesterijen kan vaststellen indien hij vervolgens maatregelen beveelt die de herhaling van de pesterijen onmogelijk moeten maken.
In het kader van de stakingsvordering voorzien in artikel 32decies, § 2, eerste lid van de wet welzijn werknemers volgt uit wat voorafgaat dat de stakingsrechter niet het bestaan van pesterijen kan vaststellen zonder hier de staking van te bevelen, wanneer er objectief geen risico van herhaling bestaat
Wanneer de dienstbetrekking van de gepeste persoon (door bv. oppensioenstelling) een einde heeft genomen, is er objectief geen risico tot herhaling van de pesterijen en dient haar vordering te worden afgewezen als zonder voorwerp.
Zoals hiervoor, is de taak van de stakingsrechter ertoe beperkt het bestaan van pesterijen vast te stellen om vervolgens de staking ervan te bevelen, eventueel de herhaling ervan onmogelijk te maken.