Artikel 2229 oud Burgerlijk Wetboek (zie 3.21 en 3.26 (nieuw) BW) bepaalt dat, om iets door verjaring te verkrijgen, een openbaar bezit als eigenaar is vereist.
Het bezit is heimelijk wanneer de bezitsdaden niet gekend kunnen zijn door degene tegen wie de bezitter ze wil aanvoeren, zonder dat vereist is dat het heimelijk karakter van het bezit voortvloeit uit een verberging door de bezitter.
Het bezit is heimelijk wanneer de bezitter niet onmiddellijk en spontaan maar eerder achteraf en onder invloed van de kracht van het onderzoek moet toegeven dat hij de goederen bezat.
Uittreksel uit het (nieuw) BWArt. 3.21 deugdelijk bezit
Onder voorbehoud van de artikelen 3.25 en 3.28, heeft het bezit slechts gevolgen indien het voortdurend, ongestoord, openbaar en ondubbelzinnig is. Die hoedanigheden worden vermoed aanwezig te zijn, behoudens tegenbewijs.
Art. 3.26 Verkrijgende verjaring van zakelijke rechten in het algemeen
Onverminderd artikel 3.118 is de verkrijgende verjaring een wijze waarop de eigendom van een goed of zakelijk gebruiksrecht wordt verkregen door bezit, met de hoedanigheden vereist in artikel 3.21, dat gedurende een bepaalde tijd heeft voortgeduurd.
De verkrijgende verjaring wordt vastgesteld door rechterlijke uitspraak, met de bezitter als eiser of verweerder, door akkoord tussen de titularis die het bezit verloren heeft en de bezitter of door eenzijdige verklaring van de titularis die het bezit verloren heeft. Indien ze betrekking hebben op onroerende goederen, worden de rechterlijke uitspraak of, als op authentieke wijze akte ervan is genomen, het akkoord of de verklaring, overgeschreven in de registers van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, overeenkomstig artikel 3.30.
Zonder afbreuk te doen aan datzelfde artikel, heeft de verkrijgende verjaring gevolgen vanaf de dag waarop het deugdelijk bezit een aanvang heeft.