Na de deliberatie kan de klassenraad toch opnieuw samenkomen.
Hierbij mag zij een beslissing die niet correct genomen werd intrekken en vervangen door een correcte beslissing. De klassenraad is hiertoe verplicht wanneer haar beslissing, onduidelijk, onlogisch of onjuist is, dan wel interpretatieproblemen of ernstige vragen van de leerling of de ouders oproept.
Uit zorg voor een goede onderwijskundige benadering dient in voormelde gevallen de delibererende klassenraad opnieuw samen geroepen – wat het schoolbestuur “ongeacht van de al dan niet betwisting door de betrokken personen van een eindbeslissing” steeds vermag te doen blijkens artikel 115/5 van de Codex Secundair Onderwijs – om zijn vergissing recht te zetten.
Of de verklaringen van een leerling of diens ouders al dan niet plausibel en geloofwaardig zijn, hebben in die context finaal geen belang: zij hoeven immers niets te bewijzen, laat staan het negatief bewijs te leveren dat niét gekregen is.
Het enige ‘bewijs’ dat de verwerende partij in de bestreden beslissing vermeldt – dat zij steeds het oriënteringsattest en zelfs het individueel syntheseblad met de clausulering samen met het rapport meegeeft – wordt tegengesproken door de feitelijke omstandigheden waarin het jaar erop dit syntheseblad via de broer van verzoekster en met behoorlijke vertraging is meegegeven.
Dit argument overtuigt op het eerste gezicht niet.
Dat het syntheseblad thans in het administratief dossier voorligt, bewijst ook enkel het bestaan ervan, niet de wijze van kennisgeving.
Wat verzoekster niet betwist te hebben ontvangen, is haar rapport waarop inderdaad wel het B-attest stond vermeld, maar zonder een opsomming van de geclausuleerde richtingen, een vakantietaak voor Latijn, een aansporing om hiervoor de leerkracht Latijn te raadplegen en voorts nog de vermelding “niet goed genoeg om naar een sterke richting wiskunde te gaan”.
Hiermee spoort ook de door de verwerende partij niet tegengesproken verklaring van verzoekster dat haar klastitularis bij de bespreking van het rapport meegaf dat zij mocht overgaan naar het vijfde jaar, “maar niet naar een sterke wiskundige richting”.
In de huidige stand van de procedure ligt ook geen ander bewijs voor dat de verwerende partij ooit aan verzoekster of haar ouders samen met het rapport het syntheseblad met de opsomming van de uitgesloten studierichtingen ter kennis heeft gebracht, met daarenboven de decretaal voorgeschreven vermelding van de beroepsmogelijkheden.