In deze procedure verzetten de zonen van Hugo Claus zich in hun hoedanigheid van wettige erfgenamen tegen de publicatie van het boek "de wolken" door de langstlevende echtgenote van Hugo Claus, met wie hij gehuwd was onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen.
De langstlevende echtgenote voerde in de procedure aan dat ze bovenop haar vruchtgebruik op de nalatenschap, tevens recht heeft op het beschikbaar deel, en dit op grond van een contractuele erfstelling.
In het raam van de procedure van vereffening en verdeling van deze nalatenschap bestaat er een fundamentele betwisting tussen de kinderen en de weduwe in het bijzonder met betrekking tot de vraag wie van de erfgenamen de intellectuele rechten verbonden aan de literaire nalatenschap van wijlen de heer Hugo Claus kan/mag uitoefenen.
Op 19 mei 2011 werd het boek gepubliceerd met als titel “De wolken. Uit de geheime laden van Hugo Claus” van de hand van M.S.
Dit boek is een verzameling van allerlei elementen uit het archief van wijlen de heer Hugo Claus, waaronder brieven, notities, gedichten, tekeningen en fragmenten uit het dagboek van wijlen Hugo Claus. Dit archief was door zijn weduwe met het oog op dit boek ter beschikking gesteld van de heer M.S.
De kinderen voeren aan dat zij voorafgaandelijk aan deze publicatie niet werden gevraagd om hun toestemming, terwijl een gedeelte van de gepubliceerde teksten tot de intieme en private sfeer van hun vader zou behoren.
De kinderen zijn van oordeel dat de weduwe van Hugo Claus niet gerechtigd was om volkomen eenzijdig en zonder toestemming van de kinderen deze teksten te laten publiceren, om reden dat dit een flagrante inbreuk zou uitmaken op het recht op bescherming van het privé-leven van wijlen de heer Hugo Claus.
Tevergeefs werd door de kinderen Claus in kortgeding geprobeerd de publicatie tegen te houden.
De eerste rechter heeft de vordering van de kinderen ten aanzien van de weduwe ongegrond verklaard met verwijzing naar de door Hugo Claus op 5 april 2007 ondertekende verklaring, waaruit de eerste rechter prima facie besloot dat het de wil van de heer Hugo Claus was dat zijn weduwe het beheer van zijn patrimonium zou uitoefenen zoals zij dit deed tijdens zijn leven.
Het is te dezen duidelijk dat de weduwe van Hugo Claus als langstlevende echtgenote van wijlen Hugo Claus minstens het vruchtgebruik over de volledige nalatenschap van haar echtgenoot verkreeg, waarbij abstractie kan gemaakt van de betwisting over de rechtsgeldigheid van de contractuele erfstelling.
Indien deze contractuele erfstelling rechtsgeldig zal worden bevonden, dan komt haar nog bijkomend 1/3 in blote eigendom van de nalatenschap toe.
De langstlevende echtgenote beschikt als vruchtgebruikster over een eigen beheersbevoegdheid en kan derhalve alle daden van behoorlijk beheer stellen. Tevens heeft zij het recht op het innen van de vruchten.
Dit gebruiksrecht biedt de langstlevende echtgenote de mogelijkheid om, met uitsluiting van de blote eigenaar, positieve handelingen te stellen m.b.t. de morele rechten (art. 582 BW). Concreet betekent dit dat de langstlevende echtgenote zonder medebeslissingsrecht van de blote eigenaar(s) specifieke regelingen kan treffen m.b.t. de uitoefening van de morele rechten.
In het raam van de prima facie-beoordeling komt het het hof voor dat de weduwe van Hugo Claus als langstlevende echtgenote van wijlen Hugo Claus gerechtigd was om het archief van haar overleden echtgenoot, bestaande uit brieven, notities, gedichten, tekeningen en fragmenten uit zijn dagboek, ter beschikking te stellen van de heer M.S., met het oog op de samenstelling van het boek “De Wolken. Uit de geheime laden van Hugo Claus”. Dit wordt bevestigd door de vaststelling dat de heer Hugo Claus op 5 april 2007 schriftelijk en zonder het minste voorbehoud heeft verklaard dat het beheer van zijn patrimonium na zijn overlijden moet gebeuren door zijn vrouw
zoals zij dit ook tijdens zijn leven deed.
Uit geen enkel stuk blijkt dat de publicatie van de selectie uit zijn archief in het boek “De Wolken. Uit de geheime laden van Hugo Claus” gebeurde tegen de wil van de heer Hugo Claus.
Het ter beschikking stellen van het archief aan de heer M.S. heeft echter niet tot gevolg dat de weduwe als (mede-)auteur van het bewuste boek kan worden beschouwd. Evenmin is zij de uitgever of de verspreider van het boek. Bijgevolg zou zij het tegen haar gevorderde verspreidingsverbod onmogelijk kunnen uitvoeren, omdat zij geen initiatieven kan nemen “teneinde de verdere verkoop en verspreiding van het boek te blokkeren en uit de handel weg te nemen“, zoals door de kinderen wordt gevorderd. De vordering van de kinderen tegen de weduwe is derhalve ongegrond. De beslissing van de eerste rechter wordt op dit punt bevestigd.
Op grond van artikel 25 van de Grondwet kan de uitgever, de drukker of de verspreider niet worden vervolgd wanneer de schrijver bekend is en zijn woonplaats in België heeft.
In tegenstelling tot de eerste rechter is het hof van oordeel dat art. 25, tweede lid Gw. in huidige kortgedingprocedure niet van toepassing is. De regel van de getrapte verantwoordelijkheid zoals bedoeld in art. 25, tweede lid Gw. vindt immers enkel toepassing in geval van strafrechtelijke vervolging van een drukpersmisdrijf of in geval van civielrechtelijke quasi-delictuele aansprakelijkheid wegens feiten die als een drukpersmisdrijf zijn te kwalificeren.
De vordering van de kinderen heeft geen betrekking op de bepaling ten gronde van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid, noch van de civielrechtelijke quasi-delictuele aansprakelijkheid, maar beoogt enkel het bevelen van een voorlopige en bewarende maatregel in kort geding, namelijk de blokkering van de verkoop en verspreiding en het uit de handel nemen van het boek, in afwachting van een beslechting ten gronde.
In het raam van de prima facie-beoordeling van de kortgedingrechter vindt er geen beoordeling ten gronde plaats van een eventuele persoonlijke fout van de uitgever, maar wordt er een bewarende maatregel gevorderd, die na de beoordeling van de ogenschijnlijke rechten van partijen en na belangenafweging, al of niet wordt toegestaan.
De kinderen van Hugo Claus verantwoorden hun vordering inzake het publicatieverbod door aan te voeren dat door de publicatie van het bewuste boek, de persoonlijkheidsrechten van wijlen Hugo Claus geschonden zijn, onder meer het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op eer en goede naam. Ook zou de nagedachtenis van wijlen Hugo Claus en wijlen mevrouw E.O. geschonden zijn.
Het hof is van oordeel dat de beweerde schending van de persoonlijkheidsrechten geenszins een dermate verregaande maatregel van een verspreidingsverbod en van het weghalen van het boek uit de handel redelijkerwijze verantwoordt. Tijdens het leven van de heer Claus. blijken er verschillende werken gepubliceerd te zijn waarin persoonlijke brieven, foto’s, en dergelijke van de heer C. voorkomen, en waarin intieme details over zijn seksuele relaties te lezen staan.
Uit het 333 bladzijden tellende boek citeren appellanten slechts drie korte fragmenten uit het dagboek van wijlen Hugo Claus die zij aanstootgevend achten en geenszins vatbaar voor publicatie. Rekening houdend met de in het verleden reeds gepubliceerde informatie uit het privéleven van Hugo Claus, is het hof prima facie van oordeel dat het bewuste boek geen schending inhoudt op de nagedachtenis van Hugo Claus
Het hof merkt hierbij op dat de gewezen partners van wijlen Hugo Claus, over wie de bewuste seksueel getinte passages handelen, namelijk S.K. en K.C., klaarblijkelijk geen aanstoot nemen aan deze passages en dat zij hun persoonlijkheidsrechten hierdoor niet geschonden achten, omdat zij ter zake geen juridische stappen hebben gezet tegen de publicatie en verspreiding van het boek.
De kinderen voeren voorts aan dat het boek ook een schending zou inhouden van het recht op afbeelding van A.K. (Eén van de zonen, die op een foto voorkomt zoals deze foto gepubliceerd staat in het boek) meer bepaald door de publicatie van de foto op p. 263 van het boek.
De bewuste foto werd getrokken op een openbare plaats, en de foto beoogde hoofdzakelijk wijlen Hugo Claus en eventueel mevrouw S.K. te vatten. De aanwezigheid van A.K. als baby op de foto eerder is “toevallig”. Prima facie houdt deze gepubliceerde foto geen schending in van het recht op afbeelding van A.K.
De kinderen kunnen uiteraard geen publicatieverbod van het boek vragen op basis van een beweerde schending van het recht op afbeelding van mevrouw S.K., die geen partij is in huidige procedure.