Uittreksel uit het strafwetboek
HOOFDSTUK IIIquater. - Misbruik van andermans [
1 kwetsbare toestand]
1 door de verkoop, verhuur of terbeschikkingstelling van goederen met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren <Ingevoegd bij W 2005-08-10/61, art. 15;
Inwerkingtreding : 12-09-2005>
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 32, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
Art. 433decies.<Ingevoegd bij W 2005-08-10/61, art. 3, 053;
Inwerkingtreding : 12-09-2005> Met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van vijfhonderd euro tot vijfentwintigduizend euro wordt gestraft hij die rechtstreeks of via een tussenpersoon misbruik maakt van de [
1 de kwetsbare toestand waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand, zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid]
1 door, met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren, een roerend goed, een deel ervan, een onroerend goed, een kamer of een andere in artikel 479 bedoelde ruimte, te verkopen, te verhuren of ter beschikking te stellen in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid [
2 ...]
2. De boete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 33, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
(
2)<W
2013-04-29/14, art. 2, 095; Inwerkingtreding : 02-08-2013>
Art. 433undecies. <Ingevoegd bij W 2005-08-10/61, art. 17;
Inwerkingtreding : 12-09-2005> Het in artikel 433decies bedoelde misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en met geldboete van duizend euro tot honderdduizend euro in de volgende gevallen :
1° ingeval van de betrokken activiteit een gewoonte wordt gemaakt;
2° in geval het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet.
De boete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 433duodecies. <Ingevoegd bij W 2005-08-10/61, art. 18;
Inwerkingtreding : 12-09-2005> Het in artikel 433decies bedoelde misdrijf wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van duizend euro tot honderdvijftigduizend euro ingeval het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een criminele organisatie betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet.
De boete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 433terdecies.<Ingevoegd bij W 2005-08-10/61, art. 19;
Inwerkingtreding : 12-09-2005> In de gevallen bedoeld in de artikelen 433undecies en 433duodecies worden de schuldigen bovendien veroordeeld tot de ontzetting van de rechten bedoeld in [
1 artikel 31, eerste lid]
1.
De bijzondere verbeurdverklaring zoals bedoeld in artikel 42, 1°, wordt toegepast op de schuldigen aan het misdrijf bedoeld in artikel 433decies, zelfs ingeval de zaken waarop zij betrekking heeft niet het eigendom van de veroordeelde zijn, zonder dat deze verbeurdverklaring evenwel afbreuk kan doen aan de rechten van de derden op de goederen die verbeurd zouden kunnen worden verklaard. Zij moet in dezelfde omstandigheden ook worden toegepast op het roerend goed, het deel ervan, het onroerend goed, de kamer of enige andere ruimte bedoeld in dat artikel.
(Ze kan ook worden toegepast op de tegenwaarde van deze roerende of onroerende goederen die werden vervreemd tussen het tijdstip waarop het misdrijf werd gepleegd en de definitieve rechterlijke beslissing.) <W 2006-02-09/33, art. 2, 055 ;
Inwerkingtreding : 10-03-2006>
----------
(
1)<W
2009-04-14/01, art. 20, 073; Inwerkingtreding : 15-04-2009>
Art. 433quaterdecies.<Ingevoegd bij W 2005-08-10/61, art. 20;
Inwerkingtreding : 12-09-2005> Naargelang van het geval kan de procureur des Konings of de onderzoeksrechter beslag leggen op het roerend goed, het deel ervan, het onroerend goed, de kamer of enige andere in artikel 433decies bedoelde ruimte. Indien hij beslist tot inbeslagneming moet voormeld roerend goed, het deel ervan, het onroerend goed, de kamer of enige andere in artikel 433decies bedoelde ruimte worden verzegeld, of met schriftelijk akkoord van de eigenaar of verhuurder, ter beschikking worden gesteld van het O.C.M.W. teneinde opgeknapt en tijdelijk verhuurd te worden. De beslissing tot inbeslagneming van, naargelang van het geval, de procureur des Konings of de onderzoeksrechter wordt betekend aan de eigenaar of de verhuurder. In geval van beslag op een onroerend goed moet de beslissing bovendien worden betekend uiterlijk binnen vierentwintig uur, alsmede ter overschrijving worden aangeboden op het [
1 bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]
1 van de plaats waar het goed gelegen is. Als dagtekening van de overschrijving geldt de dag van de betekening van de beslissing tot inbeslagneming. Het beslag geldt tot op het tijdstip van de definitieve rechterlijke beslissing waarbij hetzij de verbeurdverklaring werd bevolen, hetzij de opheffing van het beslag wordt uitgesproken. Opheffing van het beslag kan voordien te allen tijde worden verleend, al naar gelang van het geval, door de procureur des Konings of door de onderzoeksrechter nadat deze de procureur des Konings daarvan in kennis heeft gesteld. De beslagene kan de rechtsmiddelen waarin voorzien wordt in de artikelen 28sexies en 61quater van het Wetboek van strafvordering slechts instellen na verloop van een termijn van een jaar te rekenen van de datum van de inbeslagneming.
----------
(
1)<W
2018-07-11/07, art. 69, 133; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 433quinquiesdecies. <Ingevoegd bij W 2005-08-10/61, art. 21;
Inwerkingtreding : 12-09-2005> In de in artikel 433decies van het Strafwetboek bedoelde gevallen kunnen slachtoffers op beslissing, naargelang het geval, van de bevoegde minister, van de bevoegde overheid of de door hen aangewezen ambtenaren, in overleg met de terzake bevoegde diensten, in voorkomend geval worden opgevangen of gehuisvest. Deze huisvestingskosten komen ten laste van de beklaagde. Wanneer de beklaagde wordt vrijgesproken, worden de kosten ten laste gelegd al naargelang het geval, van de Staat of van het bevoegde O.C.M.W.