Bedrog is een oorzaak van nietigheid van de overeenkomst wanneer de kunstgrepen, door één van de partijen gebezigd, van die aard zijn dat de andere partij zonder die kunstgrepen klaarblijkelijk het contract niet zou hebben aangegaan (art. 1116, eerste lid BW). Bedrog wordt niet vermoed, het moet worden bewezen (art. 1116, tweede lid BW).
In geval van incidenteel bedrog, waarbij de kunstgrepen slechts tot gevolg hebben dat de bedrogen partij gecontracteerd heeft tegen meer bezwarende voorwaarden, kan de bedrogene in principe enkel een schadevergoeding vorderen wegens een precontractuele fout (zie ook: Cass. 2 oktober 2009, Arr.Cass. 2009, 2188; A. Lenaerts, «Over de sanctionering van het wilsgebrek bedrog en de afwezigheid van invloed van de onopzettelijke fout van het slachtoffer: een toepassing van fraus omnia corrumpit» (noot onder Cass. 18 maart 2010), TBBR 2012, p. 38, nr. 5).
Een verkoper van bijna alle aandelen van een vennootschap pleegt bedrog indien hij aan de overeenkomst een lijst van klanten toevoegt die niet overeenstemt met de werkelijkheid. Het feit dat het cliënteel op zich een waarde vertegenwoordigt die in de toekomst kan wijzigen – het behoud hangt in de regel af van de inspanningen en kwaliteiten van de koper van de handelszaak – verleent de verkoper niet het recht om een onjuist beeld van de situatie van het cliënteel van de vennootschap voor te leggen voor de referentieperiode waarmee rekening werd gehouden tijdens de onderhandelingen die gevoerd werden naar aanleiding van de totstandkoming van de overeenkomst (zie ook: Brussel 30 maart 2004, Rev.prat.soc. 2005, 94).
Ook het verzwijgen van informatie kan in bepaalde omstandigheden een vorm van bedrog uitmaken, namelijk indien de partij de verplichting had te spreken en opzettelijk zweeg met het doel de andere partij te misleiden (zie ook: Cass. 31 maart 2011, TBBR 2012, 243, noot F. Peeraer; Cass. 16 september 1999, AJT 2000-01, 787, noot W. De Bondt).
Partijen die onderhandelen, hebben een informatieplicht. De precontractuele informatieplicht vindt haar grondslag in artt. 1382-1383 BW, zodat er sprake moet zijn van een fout, schade en een oorzakelijk verband tussen beide (zie ook: Cass. 10 december 1981, Arr.Cass. 1981-82, 502). De tekortkoming aan die informatieplicht is een schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm indien een normaal voorzichtige en redelijke wederpartij, geplaatst in dezelfde externe omstandigheden, de beoogde informatie had verstrekt (zie ook: A. De Boeck, Informatierechten en -plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, Intersentia, 2000, p. 199, nrs. 456 e.v.).
Het meedelen van onnauwkeurige of misleidende informatie is foutief zodra een zorgvuldige wederpartij van dezelfde categorie (beroep), geplaatst in dezelfde omstandigheden, juiste informatie zou hebben verstrekt of minstens een voorbehoud zou hebben geformuleerd over de juistheid ervan (zie ook: A. De Boeck, Informatierechten en -plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, Intersentia, 2000, p. 201, nr. 460).
De koper heeft ook een verplichting om zelf informatie in te winnen (zie ook: Gent 23 februari 2011, TGR-TWVR 2011, 279). De partijen moeten alle informatie geven die zij geacht mogen worden te bezitten krachtens een bijzondere aan de wederpartij bekende hoedanigheid (bv. professionele deskundigheid) en waarvan zij weten of horen te weten dat de andere partij ze nodig heeft om haar contractpositie juist in te schatten (zie ook: Brussel (7e k.) 10 november 2000, JT 2002, 92 (samenvatting); W. van Gerven en A. Van Oevelen, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 153).
Voor de wettelijke bepalingen van bedrog in het (nieuw) zie www.elfri.be - Artikel - Bedrog.