De vordering om ten gronde recht te spreken over de gebeurlijke aansprakelijkheid van een aannemer naar aanleiding van de in de dagvaarding aangevoerde feiten of (rechts)handelingen, is wel degelijk virtueel begrepen in de in de gedinginleidende akte gestelde vordering om 'alvorens verder recht te doen' een deskundige aan te stellen.
De wilsuiting die een eisende partij in zijn dagvaarding tot aanstelling van een deskundige kenbaar maakt, dient immers in die zin te worden geïnterpreteerd, dat het voorwerp van de uitgebreide vordering tot vaststelling van de aansprakelijkheid van bij aanvang door de eiser gewild is, wat ook op deze wijze door verwerende partij behoorde te worden begrepen (zie naar analogie: H. De Page en R. Dekkers, Traité élémentaire de droit civil beige, VII, Les privilèges - les hypothèques - la transcription - la prescription, Brussel, Bruylant, 1957, 1063-1064, nr. 1171; S. Mosselmans, Tussenvorderingen in het civiele geding, Kluwer 2007, 85-86).
Aldus heeft de rechtbank rechtsmacht om krachtens artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek de aldus uitgebreide vordering te beoordelen, en is dan ook vooralsnog haar rechtsmacht niet uitgeput.
Wanneer een aannemer na het verwijderen van een bekleding had moeten vaststellen dat de draagstructuur van de muur in slechte staat was, had hij de bouwheer de raad moeten geven eerst advies in te winnen bij een stabiliteitsingenieur, eerder dan de werken gewoon door te zetten.
De aannemer dient in dit geval de schade te vergoeden die het gevolg is van deze contractuele wanprestatie.
De verstevingskosten kunnen evenwel niet aan de aannemer worden doorgerekend. Dit zijn immers uitgestelde bouwkosten die door de opdrachtgever zelf moeten worden gedragen.