Betaal nooit zomaar schulden aan incassokantoren of invorderaars zoals Intrum Justitia zonder ze eerst grondig te laten nalezen door een advocaat die kan nazien of de schuld niet verjaard is, of wel degelijk verschuldigd. Beantwoord deze brieven ook niet of onderteken niets uitgaande van hen zonder een advocaat te raadplegen omdat u hierdoor het voordeel van de verjaring kan verliezen.
Indien de schuld toch verschuldigd maar bent u niet in staat te betalen kan in functie van uw inkomen en vermogen eventueel uw onvermogen worden ingeroepen al dan niet met de bescherming van het beslagrecht, dan wel kunnen regelingen getroffen tot afkoop of geringe afbetalingen.
Intrum Justitia is een incassokantoor, dat daarnaast ook afgeschreven en zelfs verjaarde vorderingen voor een prikje opkoopt van banken en andere schuldeisers. Op die wijze kunnende banken en schuldeisers hun verliezen fiscaal afschrijven en treedt Fiducre in hun rechten. Fiducre zal zich richten tot de schuldenaars en betaling eisen, zonder erbij te vermelden dat de schulden wel eens verjaard zouden kunnen zijn.
In de regel voeren zij zelden procedure en blijft het bij aanmaningen, maar zoals in deze zaak zijn ze wel tot dagvaarding overgegaan, misschien omdat ze dachten dat er geen advocaat zou tussenkomen of dat een paar kleine gedwongen betalingen ervoor zouden zorgen dat de vordering niet verjaard is.
Opgelet indien de advocaat van de schuldenaars de verjaring niet had ingeroepen, dan zou de verjaring verloren gegaan zijn, omdat de rechtbank de verjaring niet ambtshalve mag inroepen. Ook intrum Justitia werkt zo. Let dus op wanneer u brieven krijgt van deze instellingen en laat het dossier nazien door een advocaat onderlegd in verjaringen en financiëel recht. Wij zijn hierin onderlegd.
Let ook op er zijn heel wat oplichters die niets met invorderaars te maken hebben, maar toch betalingen eisen met valse brieven of met phishing e-mail.
Volgens de rechtspraak kan een erkenning enkel stuitende werking hebben indien:
• de erkenning betrekking heeft op een verjaring die nog niet is verkregen; de erkenning gericht is aan de schuldeiser;
• de erkenning afkomstig is van de schuldenaar zelf en niet van een derde die in de zaak betrokken is;
• de erkenning het gevolg is van een vrijwillige handeling;
• de erkenning, die wordt beschouwd als een bekentenis, geen betrekking heeft op zaken waarover krachtens de wet niet kan worden beschikt of waarover geen dading kan worden aangegaan.
(zie: LEBON, C., "Verjaring", in in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer,Kluwer, losbladig, 31 augustus 2014, IV. Commentaar Verbintenissenrecht, Titel I, Hfdst. 5, Afd. 7, p. 81)
Eiseres stelt dat de verjaring die zou intreden 01.10.2012 gestuit is omdat verweerder voor het verstrijken van de verjaringstermijn een aantal vrijwillige betalingen heeft uitgevoerd waarvan de laatste moet worden gesitueerd op 01.10.2012. Bovendien verwijst eiseres naar het feit dat verweerder in 2008 nog om afbetalingsfaciliteiten heeft verzocht. Deze houding houdt volgens eiseres een daad van erkenning van schuld in die de verjaring stuit.
Art. 2248 B.W. bepaalt:
"De erkenning van het recht van hem tegen wie de verjaring loopt, door de schuldenaar of bezitter gedaan, stuit de verjaring."
Nu de vordering van eiseres bij afwezigheid van enige stuitingsdaad zou verjaren op 01.10.2012, behoort het bij toepassing van art. 870 Ger.W. aan eiseres om het bestaan van eventuele stuitingsdaden te bewijzen.
Vooreerst wijst eiseres naar de door verweerder uitgevoerde betalingen.
Een debiteur kan steeds minnelijk een schuld erkennen en met de betaling instemmen, en aldus de verjaring niet inroepen. Zo een erkenning kan stilzwijgend zijn en voortvloeien uit een gedeeltelijke betaling (Vred. St.-Truiden, 16 oktober 2007, T.Vred.,2009, 302 en A. VAN OEVELEN, "Algemeen overzicht van de bevrijdende verjaring en de vervaltermijnen in het Belgisch privaatrecht", T.P.R.,1987, 1812, nr. 50).
Volgens de rechtspraak kan een erkenning enkel stuitende werking hebben indien:
• de erkenning betrekking heeft op een verjaring die nog niet is verkregen; de erkenning gericht is aan de schuldeiser;
• de erkenning afkomstig is van de schuldenaar zelf en niet van een derde die in de zaak betrokken is;
• de erkenning het gevolg is van een vrijwillige handeling;
• de erkenning, die wordt beschouwd als een bekentenis, geen betrekking heeft op zaken waarover krachtens de wet niet kan worden beschikt of waarover geen dading kan worden aangegaan.
(zie: LEBON, C., "Verjaring", in in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer,Kluwer, losbladig, 31 augustus 2014, IV. Commentaar Verbintenissenrecht, Titel I, Hfdst. 5, Afd. 7, p. 81)
De door verweerder in de periode 2002-2003 uitgevoerde betalingen zijn hierbij niet relevant, vermits deze de verjaring enkel zouden stuiten tot 2013.
Resten dus enkel de twee kleine betalingen die zijn uitgevoerd op 28.02 en 01.03.2012.
Uit het door eiseres voorgelegde stuk 23 blijkt dat zij deze twee kleine betalingen heeft ontvangen via het ABW. Dit wijst erop dat zij deze betalingen heeft bekomen ingevolge het beslag op de werkloosheidsuitkering van verweerder.
Een eerder symbolische betaling die eiseres heeft bekomen in uitvoering van een door haar gelegd loonbeslag, voldoet niet aan de vereiste van "vrijwilligheid" waaraan een betaling moet voldoen om als erkenning van een recht te worden aangezien in het kader van art. 2248 B.W.
De twee kleine betalingen die eiseres heeft bekomen via het ABVV kunnen derhalve niet worden aangezien als stuitingsdaad.